Storingen
Startmotor wordt niet ingeschakeld of motor wordt niet doorgedraaid.
Mogelijke oorzaken
Onregelmatigheden in het elektrische systeem:
Accu- en/of andere ka-
belverbindingen ver-
keerd aangesloten.
Kabelverbindingen los
en/of geoxideerd.
Accu defect en/of niet
opgeladen.
Startmotor defect.
Defecte relais, contro-
le-elementen enz.
Motor wordt automatisch uitgeschakeld tijdens het gebruik
Mogelijke oorzaken
Tank leeggereden.
Brandstoffilter verstopt. Brandstoffilter vervangen.
Tankbeluchting ver-
stopt.
Lucht in het brandstof-
systeem.
Mechanische defecten. Contact opnemen met een
In de versie met elektrische automatische uitschakeling (optie)
Mogelijke oorzaken
Stopsignaal van controle-elementen voor:
▪ Te lage oliedruk.
▪ Te hoge motortem-
peratuur.
96
Maatregel
Elektrisch systeem en de com-
ponenten ervan controleren of
contact opnemen met een
HATZ servicestation.
Maatregel
Brandstof tanken.
Zorgen voor voldoende beluch-
ting van de tank.
Brandstofsysteem controleren
op binnengedrongen lucht.
Ontluchtingsventiel controle-
ren.
HATZ servicestation.
Maatregel
Oliepeil controleren.
Koelluchtwegen controleren op
verontreiniging of andere scha-
de.
Handleiding
1B20, 1B27, 1B30, 1B40, 1B50
Paragraaf
3.2.4 Elektrisch
systeem, pagina
19
Paragraaf
7.7 Brandstof
tanken, pagina
54
8.2.11 Brandstof-
filter vervangen,
pagina 84
Paragraaf
7.6 Oliepeil con-
troleren, pagina
51
8.2.8 Koellucht-
gebied reinigen,
pagina 77
HATZ