toets "SELECT" om te schakelen
tussen kilometers en mijlen.
Toerenteller
1. Toerenteller
2. Rode zone toerenteller
Met de toerenteller kan de bestuurder het
motortoerental controleren en dit binnen
het ideale bereik houden.
Als de sleutel naar "ON" wordt gedraaid,
slaat de naald van de toerenteller eenmaal
helemaal uit tot het hoogste aantal toeren
per minuut en keert daarna weer terug
naar nul tpm om het elektrische circuit te
testen.
FUNCTIES VAN INSTRUMENTEN EN BEDIENINGEN
LET OP
Laat de motor niet draaien terwijl de
toerenteller in de rode zone wijst.
Rode zone: 7500 tpm en hoger
Ritteller- en toerentellermodi
1. Kilometerteller
2. Rittellers/ritteller brandstofreserve
3. "SELECT" toets
4. "RESET" toets
Door te drukken op de toets "SELECT"
wordt de weergave in de onderstaande
volgorde geschakeld tussen de ritteller-
modi "TRIP 1" en "TRIP 2":
TRIP 1
TRIP 2
Als de hoeveelheid brandstof in de brand-
DCA10031
stoftank afneemt tot XT660Z 6,7 L (1,76
US gal, 1,46 Imp.gal) - XT660ZA 5,8 L
(1,53 US gal, 1,28 Imp.gal), begint het
onderste segment van de brandstofni-
veaumeter te knipperen en schakelt de rit-
tellerweergave automatisch naar de
brandstofreserve-rittellermodus "F-TRIP",
waarop de afgelegde afstand vanaf dat
punt wordt aangegeven. In dat geval
wordt door het indrukken van de toets
"SELECT" de weergave in de onderstaan-
de volgorde geschakeld tussen de diverse
rittellermodi:
F-TRIP
Als u een ritteller op nul wilt terugstellen,
selecteert u deze door op de toets
"SELECT" te drukken en vervolgens de
toets "RESET" ten minste vier seconden
ingedrukt te houden. Wanneer u de
brandstofreserve-ritteller niet zelf met de
hand op nul terugstelt, wordt deze auto-
matisch teruggesteld zodra na het tanken
5 km (3 mi) is gereden en wordt de vorige
ritteller weergegeven.
TRIP 1
3-7
TRIP 1
TRIP 2
F-TRIP
3