Toespoor achterwielen
controleren
Onderhoudsinterval: Om de 800 bedrijfsuren/Jaar-
lijks (houd hierbij de kortste periode
aan)
1.
Plaats de machine op een horizontaal oppervlak,
laat de maai-eenheden zakken, stel de
parkeerrem in werking, zet de motor af en
verwijder het sleuteltje.
2.
Meet de afstand hart-op-hart van het toespoor
(ter hoogte van de assen) aan de voorzijde en
de achterzijde van de stuurwielen.
Opmerking:
De afstand aan de voorzijde moet
3 mm korter zijn dan de gemeten afstand aan de
achterzijde
(Figuur
Figuur 113
1. Voorzijde van de
tractie-eenheid
2. 3 mm minder dan bij de
achterkant van de band
3.
Om het toespoor bij te stellen verwijdert u
de borgpen en de moer van één van de
kogelverbindingen van de trekstang
114).
Figuur 114
1. Klem van de trekstang
4.
Verwijder de kogelverbinding van de trekstang
uit de steun van het differentieelhuis.
113).
3. Afstand hart-tot-hart
(Figuur
2. Kogelverbinding van
trekstang
5.
Draai de klemmen aan beide uiteinden van de
spoorstangen los
6.
Draai de losgezette kogelverbinding 1 hele slag
naar binnen of naar buiten.
7.
Zet de klem vast op het losse uiteinde van de
trekstang.
8.
Draai de complete trekstang 1 hele slag in
dezelfde richting (naar binnen of naar buiten).
9.
Zet de klem vast op het aangesloten uiteinde
van de trekstang.
10.
Plaats de kogelverbinding in de steun van het
differentieelhuis en draai de moer met de hand
vast.
11.
Meet het toespoor.
12.
Herhaal deze procedure indien nodig.
13.
Draai de moer vast en monteer een nieuwe pen
als de afstelling correct is.
g009169
g009718
71
(Figuur
114).