4
Druk op de vierwegbesturing
(23).
De indicatie \ verschijnt op het scherm
en geeft de geschatte afstand tot het
onderwerp aan. Gebruik de indicatie als
richtlijn bij het scherpstellen met de
vierwegbesturing (23).
2 voor scherpstelling veraf
3 voor scherpstelling dichterbij
5
Druk op de knop 4.
De scherpstelling wordt vastgehouden en de camera gaat terug naar de
3
opnamestand.
Nadat de scherpstelling is vastgezet, kunt u nogmaals op de vierwegbesturing
(5) drukken om de indicatie \ weer te geven en de scherpstelling aan te
passen.
De opnamestand en de transportstand kunnen niet worden gewijzigd terwijl
de indicatie \ wordt weergegeven.
Om te schakelen van \ naar een andere scherpstelstand, drukt u op de
vierwegbesturing (5) terwijl de indicatie \ wordt weergegeven.
Het AF-veld wijzigen (= veld)
U kunt u het autofocusveld wijzigen (AF-veld).
J Meervoudig
Spotmeting
K
Automatisch
W
meevolgende AF
1
Selecteer [AF-instelling] in het menu [A Opnemen] met de
vierwegbesturing (23).
2
Druk op de vierwegbesturing (5).
Het scherm [AF-instelling] verschijnt.
3
Selecteer [AF-veld] met de vierwegbesturing (23).
4
Druk op de vierwegbesturing (5).
Er verschijnt een afrolmenu.
100
MENU
MENU
MENU
Normaal autofocusveld
Het autofocusveld wordt kleiner.
Houdt bewegende objecten scherp.
2m
1
0.5
OK
OK
OK
OK
OK
OK
\ Indicatie