Download Inhoudsopgave Inhoud Print deze pagina

In Bedrijf Stellen; Algemeen - Invertek Drives ODV-2-22075-1KF12-SN Handleiding

Inhoudsopgave

Advertenties

6. In bedrijf stellen

6.1. Algemeen

De volgende richtlijnen gelden voor alle toepassingen.
6.1.1. Instellen van de motorgegevens
De Optidrive HVAC gebruikt de informatie van het typeplaatje van de motor om:
de motor zo efficiënt mogelijk te laten draaien
de motor te beschermen tegen overbelasting
Om dit te kunnen bereiken moeten de gegevens van het motortypeplaatje bij de volgende parameters worden ingegeven:
P1-07 Nominale motorspanning. Dit is de nominale spanning van de motor in ster of driehoek configuratie. De maximaal uitgestuurde
spanning kan nooit hoger zijn dan de ingangsspanning van de Optidrive HVAC.
P1-08 Nominale motorstroom. Dit is de nominale stroom van de motor in ster of driehoek configuratie.
P1-09 Nominale motorfrequentie. Dit is de nominale frequentie van de motor. Normaal gesproken is dit 50 of 60 Hz.
P1-10 Nominale motorsnelheid. Dit is de nominale motorsnelheid van de motor. Voor de juiste werking van de frequentieregelaar is het niet
noodzakelijk deze parameter in te stellen. Wanneer deze parameter is ingesteld worden alle gerelateerde parameters weergegeven in
omw./min i.p.v. Hz.
6.1.2. Minimale en maximale frequentie / snelheid
De Optidrive HVAC frequentieregelaar staat standaard ingesteld om de motorfrequentie te kunnen regelen tussen 0 en de nominale
motorfrequentie (50 Hz). Normaal gesproken is dit regelgebied voldoende voor de meeste applicaties. In sommige gevallen is het echter
noodzakelijk de grenzen van het regelgebied aan te passen, dit kan met de volgende parameters:
P1-01 Maximale frequentie. Standaard is maximale frequentie gelijk aan de ingestelde nominale motorfrequentie (50 Hz). Wanneer een
hogere maximale frequentie gewenst is, is het belangrijk om te controleren of de motor in combinatie met de pomp of ventilator geschikt is
voor frequenties boven de nominale motorfrequentie. Snelheden boven de nominale snelheid kunnen leiden tot beschadiging van de pomp
of ventilator.
P1-02 Minimale frequentie. Een juiste instelling van de minimale snelheid kan voorkomen dat de motor voor een langere tijd op lage
snelheden draait. Dit voorkomt oververhitting van de motor. Bij sommige applicaties, zoals een pomp die water circuleert door een boiler, is
het noodzakelijk om een minimale snelheid in te stellen om te voorkomen dat de boiler droogloopt door een te lage flow.
6.1.1. Acceleratie en deceleratie tijden
De Optidrive HVAC frequentieregelaars hebben standard een acceleratie en deceleratie tijd van 30 seconden. De standaard waarde is geschikt
voor het merendeel van de HVAC toepassingen, maar kan veranderd worden door de parameters P1-03 en P1-04. Let wel op dat te korte
acc./dec. tijden kunnen leiden tot overstroom- en overspanningsfouten.
De ingestelde tijd is de tijd die nodig is om een motor van 0Hz naar de nominale motorfrequentie (P1-09) te versnellen.
Voorbeeld; stel P1-03 = 30 s en P1-09 (motorfrequentie) = 50Hz. De gewenste snelheid is 25Hz. Na start zal het : 30(P1-03) / 50 (P1-09) * 25 =
15 s duren voordat de motor op 25 Hz is.
P1-03 Acceleratie tijd: is de tijd in seconden die nodig is om de motor te versnellen van 0Hz naar de nominale motorsnelheid (P1-09).
P1-04 Deceleratie tijd: is de tijd in seconden die nodig is om de motor te vertragen van de nominale motorsnelheid (P1-09) naar stilstand.
6.1.1. Selectie stop mode
De Optidrive HVAC frequentieregelaars kunnen geprogrammeerd worden om de motor normaal te laten decelereren of om de motor vrij te
laten uitlopen. Standaard staat de HVAC frequentieregelaar ingesteld op deceleren tot stop. Met de parameter P1-05 kan de stop mode
worden gewijzigd.
P1-05 Selectie stop mode: Deze parameter bepaalt hoe de motor wordt gestopt wanneer het vrijgave signaal wordt weggenomen.
P1-05 = 0 : decelereren (tijd instelbaar via P1-04)
P1-05 = 1 : vrij laten uitlopen van de motor
6.1.2. Energiebesparingsfunctie
De energiebesparingsfunctie zal proberen om de totale energieconsumptie van de frequentieregelaar te reduceren wanneer de motor licht
belast wordt en een constant snelheid draait.
P1-06 Energiebesparingsfunctie: 0 = uitgeschakeld, 1 = ingeschakeld
6.1.1. Boost spanning
De boost spanning zorgt ervoor dat er bij lage frequenties een hogere spanning op de motor wordt gezet. Dit resulteert in een hoger koppel
bij lage toerentallen. Let op dat een te hoge boost spanning kan leiden tot hoge stromen en een hoge temperatuur van de motor.
Geforceerde koeling van de motor kan noodzakelijk zijn.
Standaard staat de boost spanning (afhankelijk van de bouwgrootte van de regelaar) ingesteld tussen de 0.5 en de 2.5%. Voor het merendeel
van de HVAC toepassingen moet dit voldoende zijn.
P1-11 Boost spanning: wordt als een percentage van de nominale motorspanning ( P1-07) opgegeven.
30
Optidrive HVAC gebruikershandleiding V2.00
www.invertekdrives.com

Advertenties

Inhoudsopgave
loading

Deze handleiding is ook geschikt voor:

Odv-2-22150-1kf12-snOdv-2-22220-1kf12-snOdv-2-22075-3kf12-snOdv-2-22150-3kf12-snOdv-2-22220-3kf12-snOdv-2-32040-3kf12-sn ... Toon alles

Inhoudsopgave