Standen van de schakelhendel
•
UIT
Dit is de normale stand van de bedieningsklep
wanneer deze niet in gebruik is. In deze stand zijn de
doorlaatopeningen van de bedieningsklep geblokkeerd
en een eventuele lading wordt in beide richtingen
tegengehouden door de afsluitkleppen.
•
Omhoog (stand snelkoppeling 'A')
Dit is de stand om het werktuig aan de achterste trekhaak
omhoog te brengen of om druk uit te oefenen op
snelkoppeling A. Zo kan ook olie uit snelkoppeling
B terugvloeien naar de klep en van daaruit naar het
reservoir. Dit is een tijdelijke stand en zodra de hendel
wordt losgelaten, springt deze automatisch terug naar de
middelste stand (Uit).
Figuur 27
1. Stand snelkoppeling A
•
Omlaag (stand snelkoppeling B)
Dit is de stand om het werktuig aan de achterste trekhaak
neer te laten of om druk uit te oefenen op snelkoppeling
B. Zo kan ook olie uit snelkoppeling A terugvloeien
naar de klep en van daaruit naar het reservoir. Dit is
een tijdelijke stand en zodra de hendel wordt losgelaten,
springt deze automatisch terug naar de middelste stand
(Uit). Wanneer u de schakelhendel kort in deze stand
houdt en vervolgens weer loslaat, kan er olie stromen naar
snelkoppeling B, waardoor kracht wordt overgebracht op
de achterste trekhaak. Als u de hendel loslaat, houdt deze
de tegendruk op de trekhaak.
Belangrijk: Als u de schakelhendel in de
OMLAAG-stand houdt bij het gebruik van een
hydraulische cilinder, zal de olie langs de ontlastklep
stromen, waardoor schade kan ontstaan aan het
hydraulische systeem.
•
AAN
Deze stand is vergelijkbaar met Omlaag (stand
snelkoppeling B). Bovendien kan bij deze stand olie naar
snelkoppeling B stromen, met het verschil dat de hendel
2. Stand snelkoppeling B
in deze stand wordt vastgezet in een uitsparing in het
bedieningspaneel. Op deze manier kan er voortdurend
olie stromen naar werktuigen die gebruikmaken van een
hydraulische motor. Gebruik deze stand uitsluitend bij
werktuigen met een hydraulische motor.
Belangrijk: Als de AAN-stand wordt gebruikt
met een hydraulische cilinder of geen werktuig
is aangekoppeld, zal de olie langs de ontlastklep
stromen, hetgeen schade kan veroorzaken aan het
hydraulische systeem. Gebruik deze stand alleen
kortstondig of wanneer er een motor is gemonteerd.
Belangrijk: Controleer het peil van de hydraulische
olie nadat u een werktuig heeft gemonteerd.
Controleer de werking van het werktuig door alle
standen meerdere keren te doorlopen om de lucht
uit het systeem te verwijderen en vervolgens het peil
van de hydraulische olie opnieuw te controleren.
De cilinder van het werktuig zal het oliepeil van
de transaxle enigszins beïnvloeden. Als u het
voertuig gebruikt bij een te laag oliepeil, kan dat
schade veroorzaken aan de pomp, de hydraulische
afstandsbediening, de stuurbekrachtiging en de
transaxle.
VOORZICHTIG
Hydraulische vloeistof die onder druk ontsnapt,
kan voldoende kracht hebben om door de huid
heen te dringen, en letsel veroorzaken. Ga
voorzichtig te werk als u de snelkoppelingen van
het hydraulische systeem aansluit of losmaakt.
Schakel de motor uit, stel de parkeerrem in
werking, laat het werktuig neer en zet de op
afstand bedienbare hydraulische klep in de
vergrendelde zweefstand om de druk in het
hydraulische systeem op te heffen, voordat u de
snelkoppelingen aansluit of losmaakt.
De snelkoppelingen aansluiten
Belangrijk: Maak de snelkoppelingen schoon voordat
u deze aansluit. Vuile snelkoppelingen kunnen het
hydraulische systeem verontreinigen.
1. Trek de borgring op de koppeling naar achteren.
2. Steek de nippel van de slang in de snelkoppeling totdat
deze vastklikt.
Opmerking: Als u de op afstand bedienbare hydraulische
werktuigen aansluit op de snelkoppelingen, bepaal dan welke
kant onder druk moet komen te staan, en sluit die slang dan
aan op snelkoppeling B. Hierop komt druk te staan als de
schakelhendel naar voren wordt geduwd of wordt vergrendeld
in de stand Aan.
De snelkoppelingen loskoppelen
Opmerking: Zet de motoren van zowel het voertuig als
het werktuig uit en beweeg de hefhendel naar voren en naar
32