9.
Maak een proefrit met de machine om er
zeker van te zijn dat deze niet beweegt als het
tractiepedaal in de N
Uitlijning van de
achterwielen controleren
Onderhoudsinterval: Om de 800 bedrijfsu-
ren—Controleer het toespoor van
de achterwielen.
1.
Draai het stuurwiel om de achterwielen recht
naar voren te laten wijzen.
2.
Maak de machine klaar voor onderhoud; zie
Vóór onderhoudswerkzaamheden (bladz.
3.
Meet op ashoogte de afstand hart-op-hart van
het toespoor aan de voorzijde en de achterzijde
van de stuurwielen.
Opmerking:
De afstelling van het toespoor
van de achterwielen is correct als het verschil
tussen de meting van de voorwielen en de
meting van de achterwielen 6 mm of minder is
(Figuur
133).
Figuur 133
1. Voorzijde van de
tractie-eenheid
2. 6 mm of minder dan bij de
achterkant van de band
4.
Als het verschil groter is dan 6 mm, moet u
het toespoor van de achterwielen afstellen; zie
Toespoor achterwielen afstellen (bladz.
Toespoor achterwielen
afstellen
1.
Draai de contramoeren aan de uiteinden van de
trommel van de tractiestang los
Opmerking:
Het uiteinde van de trekstang
met de groef op de buitenkant heeft een linkse
draad.
staat.
EUTRAALSTAND
57).
3. Afstand hart-tot-hart
73).
(Figuur
134).
1. Contramoer
2. Trekstang
2.
Draai de trekstang. Gebruik hiervoor de inkeping
voor de steeksleutel.
3.
Meet op ashoogte de afstand hart-op-hart van
het toespoor aan de voorzijde en de achterzijde
van de stuurwielen.
Opmerking:
van de achterwielen is correct als het verschil
tussen de meting van de voorwielen en de
meting van de achterwielen 6 mm of minder is.
4.
Herhaal indien nodig stap
5.
Draai de contramoeren vast.
g009169
73
Figuur 134
3. Inkeping voor steeksleutel
De afstelling van het toespoor
2
en 3.
g004136