Algemene Eenh.
Temp Eenheden
Alarm Vertraging
Pomp Eenheden
Taal
5.4.2
Veiligheidsinstellingen
Uitloggen
Veiligheid
Locaal Paswoord
5.4.3
Netwerkinstellingen
DHCP Instellingen
Regelaar IP Adres
Netwerk Netmask
Netwerk Gateway
DNS Server
Webserver
Webserver-modus Selecteer tussen HTTPS (aanbevolen, webpagina's worden versleuteld), HTTP (web-
SSL-certificaat Dit wordt alleen weergegeven als de webserver-modus HTTPS is.
DNS-naam Dit wordt alleen weergegeven als de webserver-modus HTTPS is en Standaardcertifi-
(Algemene eenheden) Selecteer de eenheden die moeten worden gebruikt voor kabelleng-
te en draadkaliber (metrisch of Imperiaal).
(Temperatuureenheden) Kies tussen graden Celsius en Fahrenheit.
Voer de tijdsduur in die moet worden afgewacht na inschakeling van de regelaar voordat
de alarmvoorwaarden als geldig worden beschouwd.
Selecteer tussen liters/uur, gallons/uur, of ml/minuut.
Selecteer de taal die de software moet gebruiken.
Wanneer Veiligheid is ingeschakeld, en nadat het wachtwoord is ingevoerd, heeft de
regelaar per direct een wachtwoord nodig voor kalibratie of om instellingen aan te passen.
Zodra het invoeren van wijzigingen is voltooid, meldt u zich af om ongeoorloofde wijzigin-
gen door anderen te voorkomen. Als u zich niet zelf afmeldt, dan gebeurt dit automatisch
door de regelaar na tien minuten inactiviteit.
Kies Ingeschakeld als u wilt dat een wachtwoord vereist is voor kalibratie of aanpassen van
de instellingen; of kies Uitgeschakeld als u kalibratie en aanpassing van de instellingen wilt
mogelijk maken zonder wachtwoord. Om de beveiliging in te schakelen, moet eerst het
standaardwachtwoord worden ingevoerd, vervolgens moet Ingeschakeld worden aangeraakt
en dan moet het Bevestigen-pictogram worden aangeraakt.
Wordt gebruikt om het wachtwoord van het aanraakscherm te wijzigen dat nodig is voor
volledige configuratiemogelijkheden wanneer beveiliging ingeschakeld is. Het standaard
lokale wachtwoord is 5555. Dit kan en moet worden gewijzigd met behulp van dit menu
wanneer Veiligheid ingeschakeld is.
Selecteer Ingeschakeld om een IP-adres van het LAN te verkrijgen of Uitgeschakeld
wanneer een vast IP-adres wordt gebruikt.
Voer het standaard IP-adres in dat moet worden gebruikt wanneer er geen netwerk
beschikbaar is, of wanneer DHCP uitgeschakeld is.
Voer het standaard netmasker in dat moet worden gebruikt wanneer er geen netwerk
beschikbaar is, of wanneer DHCP uitgeschakeld is.
Voer het standaard gatewayadres in dat moet worden gebruikt wanneer er geen netwerk
beschikbaar is, of wanneer DHCP uitgeschakeld is.
Voer het IP-adres van de standaard DSN-server in dat moet worden gebruikt wanneer
DHCP uitgeschakeld is.
Roep het menu Webserver op om de versleuteling van de webserver te beheren
pagina's worden niet versleuteld) en Uitgeschakeld (er worden geen webpagina's
verwerkt).
Selecteer tussen Standaardcertificaat (een zelfontwikkeld Walchem-certificaat) of PEM
uploaden (waarmee de beheerder van het IT-netwerk een zelf gekozen certificaat kan
opgeven).
caat is geselecteerd.
De beheerder van het IT-netwerk kan de numerieke IP van de regelaar toewijzen aan
een domeinnaam, waardoor minder waarschuwingsberichten worden gegenereerd
wanneer de browser een zelf-ondertekend certificaat detecteert.
96