de virtuele ingangswaarde. Dat is zinvol wanneer een defecte sensor gewoonlijk een lage afwijking
heeft.
Details virtuele ingang
De details voor een virtuele ingang omvatten het huidige berekende verschil, de huidige waarden van de ingangen
die in de berekening worden gebruikt, alarmmeldingen, de status en het ingangstype.
Instellingen
Raak het Bewerk-pictogram aan om de instellingen voor de virtuele ingang te bekijken of te wijzigen.
Differentiatie Alarm
Dode band
Alarm & datalog
onderdrukking
Modus
Ingang
Ingang 2
Naam
Type
5.2.19
Virtuele ingang - Ruwe waarde
Een virtuele ingang van het type Ruwe waarde is geen normaal sensorsignaal. De waarde van de virtuele ingang is
afkomstig van het niet-gemanipuleerde signaal van een echte sensor.
• µS/cm zonder temperatuurcompensatie
• mV voor pH, Redox, Desinfectie
• mA voor analoge ingangen
• ohm voor temperatuur
Details virtuele ingang
De details voor een virtuele ingang omvatten de huidige ruwe waarde van de echte gebruikte ingang, alarmmeldin-
gen, de status en het ingangstype.
Instellingen
Raak het Instellingen-pictogram aan om de instellingen die verbonden zijn aan de virtuele ingang te bekijken of te
wijzigen.
Alarmen
Dode Band
Voer de waarde in voor het verschil tussen de twee ingangsmeetwaarden. Bij een hoge-
re waarde wordt het afwijkingsalarm geactiveerd.
Dit is de dode band van het alarm. Wanneer het afwijkingsalarm bijvoorbeeld 1,00 is
en de dode band is 0,1 dan wordt het alarm geactiveerd wanneer het verschil tussen de
sensormeetwaarden 1,01 eenheden bedraagt en uitgeschakeld wanneer het verschil 0,89
eenheden is.
Wanneer een van de relais of digitale ingangen geselecteerd wordt, worden eventuele
alarmmeldingen die betrekking hebben op deze ingang onderdrukt wanneer het ge-
selecteerde relais of de digitale ingang actief is. Tegelijkertijd tonen alle datalogs en
grafieken die de ingang bevatten, geen gegevens voor de duur van de activering.
Selecteer de modus die gebruikt wordt voor het bepalen van de waarde voor de virtuele
sensoringang.
Selecteer de fysieke ingang voor de primaire sensor.
Selecteer de fysieke ingang voor de back-upsensor.
De naam die gebruikt wordt voor de ingang kan gewijzigd worden.
Selecteer het type ingang.
De alarmmeldingsgrenzen Laag-Laag, Laag, Hoog en Hoog-Hoog kunnen worden
ingesteld.
Dit is de dode band van het alarm. Wanneer het Hoog-alarm bijvoorbeeld 7,00 is en de
dode band is 0,1, dan zal het alarm ingeschakeld worden bij 7,01 en uitgeschakeld bij
6.90.
68