3. Bediening
3.1 Naalden, garens en draadspanning
naalddikte
naaidraad
Poly-Poly
70
Nm 95/2
Poly-BW
80
Nm 80/2
Poly-Poly
90
Nm 80/2
Poly-Poly
100
Nm 65/2
BW Ne 50/2
Poly-BW
110
Nm 50/2
Poly-Poly
Nm 30/3
120
Poly-BW
Nm 25/2
1) transportlengte 2,5 mm en aantal 5000/min. voor subklasse -140041,-140042,-640041,-640142 en-740142
1) transportlengte 4 mm en aantal steken 4000/min. voor subklasse -160062
3.2 Opspoelen van de onderdraad
14
Er moeten naalden systeem 134, 797 of Sy 1955-01
worden gebruikt.
Bij het aanbrengen van de naald moet men er op letten
dat die erin wordt geschoven tot aan de verdikking en dat
de holle vorm van de naald naar rechts, d.w.z. naar de
opnemerspits, wijst.
In de onderstaande tabel zijn de voor enkele naalddikten
aanbevolen garendikte, draadspanning en positie van de
draadregelaar weergegeven.
spanning van de
spanning van
opnemerdraad
de
Kl.271/273 Kl.272/274
naalddraad 1)
60-100
20-30
60-100
20-30
60-100
20-30
70-100
20-30
60-100
100-150
25-35
200-300
30-40
Voor het insteken van de onderdraad vanaf de
garenstander tot aan de spoelinrichting: zie onderstaande
afbeelding.
Draadresten die nog op de naaf van de spoel zitten
moeten worden verwijderd vóór het opspoelen.
De spoeldraad moet met de klok mee op de spoelnaaf
worden gewikkeld.
Het einde van de draad afsnijden in klem 2.
Om de volle spoel eruit te halen moet men op de-zelfde
wijze te werk gaan.
draadregelaar
1)
kleine opnemer massaopnemer
25-35
4
25-35
3,5
25-35
3,5
25-40
3
30-45
3
40-70
2,5
1
1)
2,5
2
2
2
2
1,5
2