6. Verbinding met de motorbediening en aanbrengen
positiemelder
–
Alle elektrische aansluitingen naar het bovendeel
van de machine via de centrale stekkerverbinding 16
leiden. De leiding kompl. met koppeling en stekker
voor de motorbediening ligt in de bijpakking.
–
Wanneer de knoppen 15 tegelijkertijd worden ingedrukt
kan de koppeling naar buiten worden getrokken.
–
Indien aanwezig, moet het buitenliggende
bedie-ningspaneel aan de arm van de machine
worden bevestigd d.m.v. de bouten 17.
–
De leidingen voor de taster en evt. voor het
naailampje in het leidingskanaal van het bovendeel
der machine aanbrengen; daartoe moet de deksel
van het opspoelapparaat worden weggenomen.
–
De positiemelder moet bij uitgeschakelde
hoofd-schakelaar dusdanig worden vastgezet op de
flens van het handwiel, dat de sleuf over de sluitpen
op snaarbeveiliging pakt.
–
Bij "Efka"-motoren met Bedieningspaneel, stand D van
het handwiel (punt van de naald in de steekplaat) naar
markering 11 brengen en de vergrendelingspen insteken.
–
Merk 12 en inkerving 13 nauwkeurig met elkaar in
overeenstemming berengen.
–
Bouten van de positiemelder aandraaien.
–
Dit is stand 0, d.w.z., het uitgangspunt voor alle
machines die door de fabriek zijn afgesteld.
–
Bij op die manier aangebrachte positiemelders is de
door de fabriek ingestelde onderste en bovenste
stand van de naald gegeven.
Andere motoren
Hier moeten de posities van de machine na het
bevestigen van de positiemelder volgens par. 11 worden
gekontro-leerd en indien nodig ingesteld.
11
17
12 13
14
15
16
11