Tabel 4.3
Configuratieparameters voor 802.11B (3 van 8)
Item
Enable Protocols
NLWW
Beschrijving
Schakel de EAP-protocollen in of uit die door de printserver
worden ondersteund.
LEAP: (Lightweight Extensible Authentication Protocol). LEAP is
een eigen protocol van Cisco Systems, Inc. Voor LEAP is een
EAP-gebruikersnaam en een EAP-wachtwoord vereist. Tevens
worden dynamische coderingssleutels gebruikt.
PEAP: (Protected Extensible Authentication Protocol).
Bij PEAP wordt gebruikgemaakt van digitale certificaten voor
netwerkserververificatie en wachtwoorden voor clientverificatie.
Voor PEAP is een EAP-gebruikersnaam, een EAP-wachtwoord
en een CA-certificaat vereist. Tevens worden dynamische
coderingssleutels gebruikt.
MD5: (EAP met gebruik van Message Digest-algoritme 5,
RFC 1321). Bij EAP-MD5 wordt gebruikgemaakt van een
wachtwoord dat is beschermd door de MD5-coderingsalgoritme.
Voor MD5 voert u een EAP-gebruikersnaam en EAP-wachtwoord
in. Tevens worden statische coderingssleutels gebruikt.
TLS: (EAP met gebruik van Transport Layer Security, RFC 2716).
Bij EAP-TLS wordt voor client- en netwerkserververificatie
gebruikgemaakt van digitale certificaten die voldoen aan X.509.
Voor TLS is een EAP-gebruikersnaam, een Jetdirect-certificaat
en een CA-certificaat vereist. Tevens worden dynamische
coderingssleutels gebruikt.
TTLS: (EAP waarbij gebruik wordt gemaakt van Tunneled
Transport Layer Security). EAP-TTLS is een EAP-TLS-extensie
waarbij ook gebruik wordt gemaakt van digitale certificaten die
voldoen aan X.509. Voor TTLS is een EAP-gebruikersnaam, een
EAP-wachtwoord en een CA-certificaat vereist. Tevens worden
dynamische coderingssleutels gebruikt.
<Custom>: als er geen specifieke configuratie vereist is, kan een
unieke combinatie van gebruikersnaam, wachtwoord en digitale
certificaten voor EAP-verificatie worden opgegeven.
De geïntegreerde webserver gebruiken 131