4. In het gedeelte Internet-printer of LPR-printer, afhankelijk van
uw versie van Desktop Printer Utility, klikt u op Wijzig.
5. Geef het IP-adres van de printer of de domeinnaam op in het
vak Printeradres.
6. Geef de naam van de wachtrij op, indien van toepassing. Zo niet,
laat u dit vak leeg.
Opmerking
7. Klik op Controleer om te controleren of de printer is gevonden.
8. Klik op OK of Maak, afhankelijk van uw versie van Desktop
Printer Utility.
9. Ga naar het menu Bestand en klik op Bewaar of gebruik het
geopende dialoogvenster voor opslaan, afhankelijk van uw
versie van Desktop Printer Utility.
10. Geef een naam en een locatie op voor het bureaubladpictogram
van de printer en klik op OK. De standaardnaam is het IP-adres
van de printer en de standaardlocatie is op het Bureaublad.
11. Sluit het programma af.
Voor de recentste informatie over het gebruik van de HP Jetdirect
LPD-services op Mac OS-systemen zoekt u naar LPR printing op de
website van de Tech Info Library van Apple Computer op
http://til.info.apple.com.
NLWW
De naam van de wachtrij is meestal raw. Andere
geldige wachtrijnamen zijn text, binps, auto of
de naam van een door de gebruiker gedefinieerde
wachtrij (door de gebruiker gedefinieerde
afdrukwachtrijen kunnen worden ingesteld via
Telnet of de geïntegreerde webserver, zie
Hoofdstuk
4).
Voor een externe HP Jetdirect-printserver met
drie poorten koppelt u een poortnummer aan de
wachtrijnaam (bijvoorbeeld raw1, raw2 of raw3).
Configuratie voor afdrukken via LPD 197