Tabel 3.4
Telnet-opdrachten en parameters (10 van 20)
mult-tcp-conn
buffer-packing
write-mode
TCP/IP LPD-wachtrijen
Opdracht
addq
deleteq
defaultq
addstring
deletestring
NLWW
(Restrict Mult Prt) Dient voor het in- en uitschakelen van meerdere
TCP-verbindingen.
0 (standaardinstelling): staat meerdere verbindingen toe.
1: dient voor het uitschakelen van meerdere verbindingen.
Dient voor het in- of uitschakelen van "buffer packing" voor
TCP/IP-pakketten.
0 (standaardinstelling): is gebruikelijk; de gegevensbuffer wordt
vóór verzending naar de printer ingepakt.
1: schakelt buffer packing uit; de gegevens worden naar de printer
verzonden zoals ze zijn ontvangen.
Regelt instelling van de TCP PSH-markering voor
gegevensoverdrachten van apparaat naar clientcomputers.
0 (standaardinstelling): dient voor het uitschakelen van deze optie:
markering is niet ingesteld.
1: "all-push"-optie. De push-bit wordt in alle gegevenspakketten
ingesteld.
2: "eoi-push"-optie. De push-bit wordt alleen ingesteld voor
gegevenspakketten waarvoor de markering "End-of-Information"
is ingesteld.
Beschrijving
Voegt een door de gebruiker gedefinieerde wachtrij toe.
De naam van de wachtrij (maximaal 32 ASCII-tekens die kunnen
worden weergegeven), van de prepend-tekenreeks, de append-
tekenreeks en de verwerkingswachtrij (over het algemeen RAW)
moeten in de opdrachtregel worden opgegeven. Er mogen
maximaal zes door de gebruiker gedefinieerde wachtrijen worden
toegevoegd.
Verwijdert een door de gebruiker gedefinieerde wachtrij.
De naam van de wachtrij moet worden opgegeven in de
opdrachtregel deleteq.
De naam van de wachtrij die moet worden gebruikt als de
opgegeven wachtrij voor een afdruktaak onbekend is.
De standaardwachtrij is AUTO.
Voegt een door de gebruiker gedefinieerde tekenreeks toe die
vóór of na afdrukgegevens kan worden toegevoegd. Er mogen
maximaal acht alfanumerieke tekens worden opgegeven.
De naam van de tekenreeks en de inhoud van de tekenreeks
worden opgegeven in de opdrachtregel addstring.
Verwijdert een door de gebruiker gedefinieerde string. De naam
van de string wordt opgegeven in de opdrachtregel deletestring.
TCP/IP-configuratie 99