INSTALLATIE
2.11 De installaties vullen en ledigen
Voor de verwarmingsketel INSIEME EVOe 32 V LN moet een vulsysteem
voorzien en aangesloten worden op de retourleiding van het toestel.
Voordat u de vul- en ledigingshandelingen van de installa-
tie uitvoert, zet u de hoofdsysteemschakelaar op (OFF) en de
hoofdschakelaar van het apparaat op (0).
2.11.1
Vereisten waterkwaliteit
Het wordt geadviseerd om gebruik te maken van water als ver-
warmingsmiddel voor de verwarmingsinstallatie. Er moet bo-
vendien voorzien worden in een systeem voor chemische wa-
terbehandeling.
De kwaliteit van het in de verwarmingsinstallatie gebruikte wa-
ter moet aan de volgende parameters voldoen:
REFERENTIEWAARDEN
pH
Elektrische geleidbaarheid
Chloorionen
Zwavelzuurionen
Totaal ijzergehalte
Alkaliniteit M
Totale hardheid
Zwavelionen
Ammoniakionen
Siliciumionen
Wanneer de hardheid van het inlaatwater meer bedraagt dan
de in de tabel vermelde waarde moet er gebruik worden ge-
maakt van een onthardingsinstallatie.
9
Overmatige ontkalking van het water (totale hardheid <15°F)
kan roestverschijnselen veroorzaken in geval van aanraking
met metaalelementen (leidingen of buizen van de verwar-
mingsketel). Zorg er bovendien voor dat de geleidbaarheid
minder dan 200 μS/cm bedraagt.
0
Het is verboden de verwarmingsinstallatie voortdurend of
vaak bij te vullen, omdat de warmtewisselaar van de ketel
hierdoor beschadigd kan raken. Maak daarom geen gebruik
van automatische vulsystemen.
2.11.2
Vullen
RI
6-8
minder dan 200 μS/cm (25°C)
minder dan 50 ppm
minder dan 50 ppm
minder dan 0,3 ppm
minder dan 50 ppm
minder dan 35°F
geen
geen
minder dan 30 ppm
− Voordat er wordt begonnen met de toevoer dient er te
worden gecontroleerd of de aftapkraan van de ketel (1)
gesloten is.
1
− Open de afsluitinrichtingen van het watersysteem en
laad langzaam tot u op het display een koude waarde
van 1,5 bar leest
Bar
− Draai de kranen weer dicht.
OPMERKING
De ontluchting vindt automatisch plaats via
de automatische ontluchtingsklep.
De afvoerpijp van de ontluchtingsklep moet worden
aangesloten op een geschikt opvangsysteem.
2.11.3
Ledigen
Alvorens te beginnen met het ledigen:
− Zet de hoofdschakelaar van de installatie op (OFF) en de
hoofdschakelaar van het apparaat op (0).
− Sluit de afsluitsystemen van de waterinstallatie;
− Om de ketel te ledigen, sluit u een rubberen slang (A)
(øint = 12 mm) aan op de slangaansluiting van de aftap-
kraan van de ketel (1) en opent u deze.
1
A
24
°C