3.2.4
De sanitaire functie activeren/deactiveren
− Houd de toetsen "▲" en "▼" tegelijkertijd een paar se-
conden ingedrukt;
− Het pictogram
en de huidige sanitaire modus (ON of
OFF) knipperen op het display;
− Druk op de toetsen "▲" en "▼" om de gewenste modus
te selecteren;
− Druk op de toets "ENTER/RESET" om de wijziging op te
slaan en terug te keren naar het startscherm.
3.2.5
Instelling verwarmingsparameters
De thermoregulatie op de thermische eenheid maakt gebruik
van voorconfiguraties waarmee de handelingen van de eerste
ontsteking kunnen worden vereenvoudigd.
Er zijn vijf verwarmingsmodi van de ketel (Par. 2001). De basis-
configuratie van parameter 2001 is 0.
De parameters die op de regelaar moeten worden ingesteld, zijn
afhankelijk van de geselecteerde modus.
Modus 0: werking met ruimtethermostaat (RT)/warmteverzoek
In deze modus:
− Externe sonde niet vereist.
− De communicatie OpenTherm (OT) is niet ingeschakeld en
elke aangesloten OT-ruimtethermostaat wordt gevoed
maar meldt "communicatiefout".
− De ingang 0-10V wordt niet gebruikt.
− De communicatie met Modbus is ingeschakeld. Als een
apparaat op de Modbus wordt aangesloten, werkt de zo-
neregelaar met prioriteit over de ruimtethermostaat (RT/
OT).
De thermoregulatie van de thermische eenheid beheert de
aanvoertemperatuur van de verwarming met een vast setpoint
gedefinieerd door Par. 2103.
De waarde van het setpoint kan direct worden ingesteld zonder
toegang te krijgen tot de lijst parameters zoals aangegeven in de
paragraaf "Navigatie menu" op pag. 30.
Het setpoint kan worden ingesteld binnen een bereik dat is ge-
definieerd door Par. 2023 (minimum) en 2024 (maximum) zoals
aangegeven in de afbeelding.
De parameters die deze modus regelen zijn:
Par. Nr. Beschrijving
Setpoint Hoofdzone/Zone 1 in verwarmingsmodus
Par. 2001 = 0 en 3.
De regeling van de thermische eenheid bepaalt
het setpoint van de ketel bij verwarming door de
2103
hoogste waarde onder de verzoeken van alle actieve
zones te gebruiken (Par. 1101, 1201, 1301).
Als Zone 1 is geconfigureerd als gemengd, wordt de
in de parameter 1112 ingestelde waarde gebruikt als
setpoint.
2023
Minimum setpoint verwarming.
2024
Max. setpoint verwarming
Toevoertemp.
(°C)
Par. 2024
Par. 2103
Par. 2023
Modus 1: werking met ruimtethermostaat (RT/OT) warmtever-
zoek en externe sonde (accessoire)
Weergave van het display in klimaatmodus
OUTSIDE
In deze modus:
− De externe sonde (accessoire) is nodig om de thermische
eenheid in te kunnen schakelen. Het pictogram OUTSIDE
wordt op het display weergegeven. In dit geval kan het
setpoint van de verwarming niet meer handmatig wor-
den gewijzigd, maar wordt het berekend door de rege-
laar.
− De communicatie Open Therm (OT) is ingeschakeld.
− De ingang 0-10V wordt niet gebruikt.
− De communicatie met Modbus is ingeschakeld. Als een
apparaat op de Modbus wordt aangesloten, werkt de zo-
neregelaar met prioriteit over de ruimtethermostaat (RT/
OT).
43
INBEDRIJFSTELLING EN ONDERHOUD
Tset max (°C)
Setpoint
Tset min (°C)
Buitentemp. (°C)
°C