Download Inhoudsopgave Inhoud Print deze pagina

Riello INSIEME EVOe 32 B/110 LN Aanwijzingen Voor Installatie En Aansluiten pagina 56

Inhoudsopgave

Advertenties

INBEDRIJFSTELLING EN ONDERHOUD
VREEMD LICHT OF SCHIJNVLAM
De aanwezigheid van de parasietvlam of vreemd licht kan gede-
tecteerd worden in de status van stand-by wanneer de brander
niet in werking is, en wacht op een verzoek om warmte. Als de
aanwezigheid van de vlam of van vreemd licht ook in de sta-
tus "t2" wordt gedetecteerd, wordt de motor niet gestart tot het
signaal van de vlam verschijnt of tot de vergrendeling gebeurt.
Wanneer er, nadat de ventilatormotor gestart is, tijdens de voor-
ventilatie vreemd licht of een schijnvlam wordt gedetecteerd,
blijft de brander ventileren tot dat licht/vlam verdwijnt, anders
wordt er na 25 seconden overgegaan tot blokkade. Als de pa-
rasietvlam of het vreemd licht worden gedetecteerd tijdens de
voorventilatie, wordt de voorventilatietijd van 15 seconden op
nul gesteld en start de controletijd van de aanwezigheid van de
parasietvlam of van het vreemd licht (de motor blijft ventileren).
De functie is cumulatief, en kan maximaal 2 maal uitgevoerd wor-
den. Als bij de 24° seconden de parasietvlam of het vreemd licht
verdwijnt, start de voorventilatietijd; als de parasietvlam of het
vreemd licht opnieuw optreed, worden de voorventilatietijd op
nul gesteld en start de telling van 25 seconden van de controle
van de aanwezigheid van parasietvlam of vreemd licht. De der-
de keer dat de schijnvlam of het vreemde licht te zien is blok-
keert de brander.
Als tijdens de hercyclus door verdwijning van de vlam tijdens
de functionering en de consequente herhaling van de start-
sequentie de aanwezigheid van parasietvlam of vreemd licht
wordt gedetecteerd, start de telling van 25 sec. van de controle
(van de aanwezigheid van parasietvlam of vreemd licht).
Het probleem wordt aangeduid door het knipperen van de led
(zie paragraaf "Storingsdiagnose - blokkades" op pag. 52).
VOOR- EN NA-INSCHAKELING
Tijdens de voorinschakeling start de inschakelinrichting 2 se-
conden voordat de stookolieklep opengaat.
Tijdens de na-inschakeling stopt de inschakelinrichting 3 se-
conden na de veiligheidstijd.
De inschakeling blijft gedurende de volledige veiligheidstijd van
kracht.
OPMERKING
in geval van continue cyclusherhaling of frequente vraag om
warmte kunnen de herhalingen van de werkingscyclus van de
ontstekingstransformator niet vaker dan éénmaal per minuut
plaatsvinden.
STORING IN DE VOEDINGSFREQUENTIE
De controle-apparatuur meet automatisch de frequentiewaar-
de van de hoofdvoeding in het interval 50÷60 Hz; in beide ge-
vallen worden de bedrijfstijden gecontroleerd.
De storing wordt gemeld met knipperen van de led (zie para-
graaf "Storingsdiagnose - blokkades" op pag. 52).
− Is de storing reeds aanwezig voordat er om warmte wordt
gevraagd, dan start de brander niet en wordt de storing
gemeld.
− Wanneer de storing wordt waargenomen tijdens de
voorventilatie blijft de brander ventileren en wordt de
storing gemeld.
− De storing wordt niet waargenomen tijdens de normale
werking, de brander blijft in deze status staan.
De brander start weer nadat de storing is verdwenen.
CONTROLE VENTILATORMOTOR
De controle-apparatuur detecteert de ventilatormotor automa-
tisch; wanneer hij defect is zorgt de apparatuur voor blokkade.
De blokkade wordt gemeld met knipperen van de led (zie para-
graaf "Storingsdiagnose - blokkades" op pag. 52).
STORING INTERNE SPANNING
De controle-apparatuur meldt automatisch of de interne span-
ning correct is. De storing wordt gemeld met knipperen van de
led (zie paragraaf "Storingsdiagnose - blokkades" op pag. 52).
− Wanneer de storing wordt geconstateerd tijdens de initi-
alisatie start de brander niet.
− Wanneer de storing wordt geconstateerd na een blokka-
de start de brander niet.
− Wanneer de storing wordt geconstateerd na een uitscha-
keltest start de brander niet.
− De storing wordt niet waargenomen tijdens de normale
werking, de brander blijft in deze status staan.
De brander start weer nadat de storing is verdwenen.
STORING ONTGRENDELINGSKNOP
Als de ontgrendelingsknop niet werkt of langer dan 60 seconden
wordt ingedrukt, wordt de storing aangegeven door de knippe-
rende led (zie de paragraaf "Diagnostiek storingen - blokkerin-
gen" op pag. 52) zolang deze aanwezig is.
Deze storing wordt uitsluitend weergegeven.
− Wanneer de storing waargenomen wordt tijdens de
voorventilatie of veiligheidstijd stopt de brander niet en
wordt de startsequentie vervolgd.
− Wanneer de storing tijdens de werking wordt waargeno-
men stopt de brander en blijft hij stilstaan met vermel-
ding van de storing.
− Wanneer de storing wordt waargenomen tijdens de
blokkade wordt de storing niet gemeld en kan de bran-
der niet gedeblokkeerd worden. Wanneer de storing is
verdwenen knippert de led niet meer.
CONTROLE VAN HET ELEKTRONISCHE BEDIENINGSCIRCUIT VAN DE
OLIEKLEP
De controledoos detecteert een storing in het elektronische be-
dieningscircuit van de olieklep. De storing wordt gemeld door
het knipperen van de led (zie paragraaf "Storingsdiagnose -
blokkades" op pag. 52).
− Als de storing wordt gedetecteerd tijdens de initialisatie,
wordt de brander vergrendeld.
− Als de storing wordt gedetecteerd tijdens de voorventila-
tie, wordt de brander vergrendeld.
− Tijdens een hercyclus, als de storing wordt gedetecteerd,
wordt de brander niet gestart en wordt deze vergrendeld.
− De storing wordt niet gedetecteerd tijdens de normale
functionering, de brander blijft in deze staat.
De storing wordt niet gedetecteerd als de brander is vergren-
deld.
56

Advertenties

Inhoudsopgave
loading

Deze handleiding is ook geschikt voor:

20118250

Inhoudsopgave