naar de N
EUTRAALSTAND
joystick voor omhoog-/omlaagbrengen om de
maai-eenheden omlaag te brengen.
2.
Stel de parkeerrem in werking, zet de motor af
en verwijder het sleuteltje.
3.
Koppel de hoofdstroomaansluitingen los; zie
Hoofdstroomaansluitingen (bladz.
VOORZICHTIG
Als u de voeding naar de machine niet
onderbreekt, bestaat de kans dat iemand
de maai-eenheden per ongeluk start.
Hierdoor kan ernstig letsel aan handen
en voeten ontstaan.
Koppel altijd de
hoofdstroomaansluitingen los voordat u
werkzaamheden aan de maai-eenheden
gaat uitvoeren.
4.
Duw de motorbevestigingsstang uit de sleuven
op de motor in de richting van de maai-eenheid
en verwijder de motor uit de maai-eenheid.
Figuur 68
1. Messenkooimotor
5.
Zet de motor in de opbergruimte op de voorkant
van de ophangarm
en gebruik de
22).
2. Motorbevestigingsstang
(Figuur
69).
Opmerking:
maaihoogte instelt of onderhoudswerkzaam-
heden aan een maai-eenheid verricht, moet
u de motoren van de messenkooien van de
maai-eenheid in de opbergruimte op de voorkant
van de ophangarmen plaatsen om beschadiging
te voorkomen.
Belangrijk:
omhoog in de transportstand als de
messenkooimotoren zich in de houders in
het frame van de machine bevinden. Dit
kan schade aan de motoren of slangen tot
gevolg hebben. Als u de tractie-eenheid
moet verplaatsen terwijl de maai-eenheden
niet gemonteerd zijn, bevestig deze dan met
kabelklembanden aan de ophangarmen.
6.
Open de vergrendelingen op de stang van de
ophangarm van de maai-eenheid dat u wilt
verwijderen
7.
Maak de vergrendelingen van de stang van de
maai-eenheid los.
8.
Rol de maai-eenheid onder de ophangarm
vandaan.
9.
Herhaal indien nodig stap
andere maai-eenheden.
10.
Sluit de hoofdstroomaansluitingen aan; zie
Hoofdstroomaansluitingen (bladz.
Afstelling van contact
g036123
tussen ondermes en
messenkooi controleren
Elke dag voordat u gaat maaien moet u het contact
tussen het ondermes en de messenkooi controleren,
ongeacht of de maaikwaliteit bij een eerdere maaibeurt
aanvaardbaar was. Er moet een licht contact zijn
over de volledige lengte van de messenkooi en het
ondermes; zie de Gebruikershandleiding van de
maai-eenheid.
Koppel de hoofdstroomaansluitingen los
voordat u de messenkooien controleert; zie
57
Figuur 69
Als u de maaimessen slijpt, de
Breng de ophanging niet
(Figuur
65).
4
tot en met
g036124
8
voor de
22).