Problemen oplossen
Batterij en stroombron
De camera kan niet worden ingeschakeld.
De batterij is ontladen. Laad de batterij op (pagina 16).
•
De stekker van de netspanningsadapter is losgekoppeld van het stopcontact. Sluit de stekker
•
aan op het stopcontact (pagina 16).
Als het LCD-paneel naar buiten is gericht, draait u het weer naar de kant van de camera
•
(pagina 19).
De camera wordt plotseling uitgeschakeld.
Als de camera is ingeschakeld en u deze gedurende ongeveer vijf minuten niet bedient, wordt
•
de camera automatisch uitgeschakeld om te voorkomen dat de batterij leegloopt. Schakel de
camera weer in.
De aanduiding voor resterende batterijlading is onjuist.
Dit kan gebeuren wanneer u de camera op een zeer warme of koude plaats gebruikt.
•
De weergegeven resterende batterijlading verschilt van de werkelijke batterijlading. Ontlaad
•
de batterij volledig en laad deze weer op om de juiste lading weer te geven.
De batterij is ontladen. Laad de batterij op.
•
Stilstaande beelden/films opnemen
De camera kan geen beelden opnemen.
Controleer de resterende opslagcapaciteit van het interne geheugen of de "Memory Stick PRO
•
Duo". Als deze vol is, voert u een van de volgende handelingen uit:
Verwijder overbodige beelden (pagina 32).
–
Plaats een andere "Memory Stick PRO Duo".
–
Serieopnamen zijn ongeveer 25 minuten lang mogelijk.
•
Druk op de
-toets (afspelen) en activeer de opnamestand om een film of stilstaand beeld
•
op te nemen.
Het LCD-scherm geeft de films of stilstaande beelden die u opneemt niet weer.
De camera is ingesteld op de weergavestand. Druk op
•
opnamestand te wijzigen (pagina 24).
-toets (afspelen) om de
61