5.
De beide onderste dwarsverstijvingen (E) tot aan de aanslag in de passende
uitsparingen van één van de tussenverstijvingen (C) steken (fig. 13). Onderste
dwarsverstijvingen (E) met telkens 2 schroeven (L), volgringen (K) en moeren
(I) zoals voorgesteld in fig. 14-15 vastschroeven aan de tussenverstijving (C).
6.
Aan dezelfde helft van het onderstel de beide bovenste dwarsverstijvingen (F)
tot aan de aanslag in de passende uitsparingen van het zijdeel (B) leiden (fig.
16). Telkens een hoekverstijving (Y) mee in de uitsparing van het zijdeel (B)
steken. Houd er rekening mee dat de hoekverstijvingen (Y) telkens slechts aan
één kant van het onderstel passen; dit is het geval als de gaten in het zijdeel
(B), in de bovenste dwarsverstijvingen (F) en in de hoekverstijvingen (Y)
overlappen (fig. 18).
7.
Dan de bovenste dwarsverstijvingen (F), hoekverstijvingen (Y) en het zijdeel (B)
telkens vastschroeven met 2 schroeven (L), volgringen (K) en moeren (I) zoals
voorgesteld in fig. 18.
8.
De beide helften van het onderstel zo in elkaar steken, dat de onderste en
bovenste dwarsverstijvingen (E, F) in de bijhorende uitsparingen aan het zijdeel
(B) en de tussenverstijving (C) zitten (fig. 19).
9.
Onderste dwarsverstijvingen (E) zoals beschreven onder 5. vastschroeven aan
de tweede helft van het onderstel (fig. 20/1.).
10. Bovenste dwarsverstijvingen (F) zoals beschreven onder 6. vastschroeven aan
de tweede helft van het onderstel (fig. 20/2.).
11. Bevestig de beide kantelbeveiligingen (26) telkens met twee moeren (I)
volgringen (K) en schroeven (L) aan de tussenverstijvingen (C) (fig. 21).
12. Bevestig de aansluitstukken (4) met de schroeven (T) aan de hoeken van het
machineframe. Zet het machineframe op het gemonteerde onderstel. Steek de
schroeven (M) door de aansluitstukken en schroef deze vast met de volgringen
(J) en moeren (I).
7.2 Zaagtafel monteren (fig. 24-27)
Schroefkoppen (45) aan de onderkant van de zaagtafel (15) losdraaien en
geleiderail (2) van de zaagtafel afnemen.
Het zaaglint door de spleet (a) in de machinetafel leiden en de machinetafel zo
op de tafelgeleiding zetten, dat de klemschroef (47) door de houder (48) past.
Zaagtafel met de vastzetgreep (18) vastschroeven.
Geleiderail (2) zodanig op de zaagtafel (15) steken, dat de schroefkoppen (45)
in de geleidespleten (46) glijden.
Controleer of het zaaglint (25) vrij loopt en de zaagtafel niet raakt.
De demontage gebeurt in omgekeerde volgorde.
7.3 Zaaglint spannen (fig. 1,28)
LET OP! Bij een langere stilstand van de zaagmachine moet het zaaglint
worden ontspannen, d.w.z. voordat u de zaagmachine inschakelt moet de
spanning van het zaaglint worden gecontroleerd.
Spanschroef (9) voor het spannen van het zaaglint (25) met de klok mee
draaien.
De juiste spanning van het zaaglint kan worden vastgesteld door met de vinger
zijdelings ongeveer in het midden tussen de beide zaaglintrollen (7 + 8) tegen
het zaaglint te drukken. Daarbij mag het zaaglint (25) slechts minimaal (ca. 1-2
mm) meegeven.