Om de motor opnieuw te starten of
deze af te zetten, sleutel in het con‐
tactslot eerst terugdraaien naar stand
0.
Parkeren
■ De auto niet op een licht ontvlam‐
bare ondergrond parkeren. De on‐
dergrond kan door de hoge tempe‐
ratuur van het uitlaatgassysteem
mogelijk vlam vatten.
■ Handrem altijd zonder indrukken
van de ontgrendelingsknop stevig
aantrekken. Op aflopende of oplo‐
pende hellingen zo stevig mogelijk.
Trap tegelijkertijd de rem in om de
bedieningskracht te verminderen.
■ Motor en contact uitschakelen.
Stuurwiel verdraaien totdat het
stuurslot vergrendelt.
■ Wanneer de auto vlak of op een op‐
lopende helling staat, dan moet u
voordat u het contact uitzet de eer‐
ste versnelling inschakelen. Op een
oplopende helling bovendien de
voorwielen van de stoeprand weg‐
draaien. Als de auto op een da‐
lende helling staat, moet u de ach‐
terruitversnelling inschakelen voor‐
dat u het contact uitzet. Bovendien
de voorwielen naar de stoeprand
toedraaien.
Kort en bondig
■ Ruiten sluiten.
■ Vergrendel de auto en activeer het
alarmsysteem.
Sleutels 3 20.
19