NL
13
Interface
Het apparaat is uitgerust met een interface RS422/485.
De interface RS422/485 is gemarkeerd met het symbool
Op deze interface kan een PC worden aangesloten. Met de PC kan het apparaat worden aangestuurd en kunnen
gegevens worden opgevraagd. Het programma dat daarvoor nodig is, is verkrijgbaar op aanvraag.
Als optie zijn er converters op USB of ethernet leverbaar.
14
Potentiaalvrije alarmuitgang
De potentiaalvrije alarmuitgang mag alleen worden aangesloten door geautoriseerd en gespecialiseerd
personeel.
230V / 3A
De potentiaalvrije alarmuitgang is gemarkeerd met het symbool
NO COM NC
Op deze potentiaalvrije alarmuitgang kan een bedrijfsinterne alarminstallatie worden aangesloten.
De potentiaalvrije alarmuitgang schakelt bij het optreden van de volgende storingen (collectief
alarm):
De deur is langer dan 2 minuten geopend.
De temperatuur wijkt met meer dan 1K af van de ingestelde gewenste waarde.
De temperatuurbegrenzer meldt te hoge temperatuur in de binnenruimte.
Na het optreden van de storing kan de potentiaalvrije alarmuitgang door het indrukken van de toets
worden gereset.
EXIT
15
Doorvoeropening met schroefsluiting
Het apparaat heeft aan de achterkant een doorvoeropening met diameter 42 mm.
Door deze opening kunnen kabels van externe meetsystemen in de binnenruimte worden ingebracht.
Na het doorvoeren van de kabels moet de doorvoeropening met de meegeleverde schuimstofdoppen
worden afgedicht om temperatuurafwijkingen in de binnenruimte te voorkomen.
Wanneer de doorvoeropening niet wordt gebruikt, moet deze met de schroefdop worden afgesloten.
16
Deurslot
Om de bediening van het apparaat en het openen van de deur door onbevoegde personen te verhinderen, kan het
apparaat worden vergrendeld. Er worden individuele slotcilinders gebruikt. Bij verlies van de sleutel moet de
slotcilinder worden vervangen.
Voordat het apparaat wordt afgesloten, moet men zich er absoluut van vergewissen dat er zich geen
personen in het apparaat bevinden.
B
C
22/41
RS422/485
Bij deze storing kan de potentiaalvrije alarmuitgang niet door het indrukken van de
toets
worden gereset.
EXIT
De afdekking (A) naar rechts schuiven.
De sleutel in het slot (B) steken.
A
De sleutel naar links draaien, om het apparaat te vergrendelen.
Als het apparaat vergrendeld is, dan is de rode schuif (C)
zichtbaar.
De sleutel naar rechts draaien, om het apparaat te ontgrendelen.
De rode schuif (C) is niet meer zichtbaar.
IOIOI
.
NO COM NC
.