DE BASISPRINCIPES VAN HET NAAIEN
Draadspanning aanpassen
U moet de spanning van de bovendraad en de onderdraad zo instellen dat deze gelijk zijn.
De spanning van de
bovendraad aanpassen
Mogelijk moet u de draadspanning wijzigen,
afhankelijk van de stof en de draad die u gebruikt.
■ Juiste draadspanning
De bovendraad en de onderdraad moeten elkaar
kruisen in het midden van de stof. Alleen de
bovendraad mag zichtbaar zijn aan de voorkant
van de stof en alleen de onderdraad mag
zichtbaar zijn aan de achterkant van de stof.
1
2
3
1 Achterkant van de stof
2 Voorkant van de stof
3 Bovendraad
4 Onderdraad
■ Bovendraad is te strak
Als de onderdraad zichtbaar is aan de voorkant
van de stof, is de bovendraad te strak.
1
2
3
4
1 Achterkant van de stof
2 Voorkant van de stof
3 Bovendraad
4 Onderdraad
5 De onderdraad is zichtbaar aan de voorkant van
de stof.
46
— — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — —
4
5
Draai de draadspanningsknop naar links om de
bovendraad losser te maken.
■ Bovendraad is te los.
Als de bovendraad zichtbaar is aan de achterkant
van de stof, is de bovendraad te los.
1
2
3
1 Achterkant van de stof
2 Voorkant van de stof
3 Bovendraad
4 Onderdraad
5 De bovendraad is zichtbaar aan de achterkant
van de stof.
Draai de draadspanningsknop naar rechts om de
bovendraad strakker te maken.
Opmerking
● Als de bovendraad niet juist is ingeregen of
de spoel niet juist is geplaatst, kunt u
mogelijk niet de juiste draadspanning
instellen. Als u de juiste draadspanning niet
verkrijgt, rijgt u de bovendraad opnieuw in
en plaatst u de spoel op de juiste wijze.
5
4