Aanwijzingen over de elektromagnetische compatibiliteit van een vaste in-
i
stallatie
De exploitant van een vaste installatie is verantwoordelijk voor de elektromagnetische compati-
biliteit (EMC).
De apparaten van het Gira oproepsysteem zijn conform de EMC-richtlijn.
Bij de inrichting en het gebruik van een oproepsysteem moet de exploitant conform § 4 EMVG
garanderen, dat het gebruik van de installatie geen ontoelaatbare elektromagnetische storingen
veroorzaakt of zelfs door dergelijke storingen de werking wordt beïnvloed.
De volgende richtlijn en normen moeten o.a. in acht worden genomen:
• Richtlijn 2004_108_EG
• DIN VDE 0100-444
• Richtlijn VDI 3551
Indien vereist moeten geschikte storingsonderdrukkingsmaatregelen worden genomen. Afhan-
kelijk van het type storingen moeten netsmoorspoelen, passieve of actieve netfilters, overspan-
ningsbeveiliging of potentiaalvereffeningsmaatregelen worden toegepast.
De noodzaak kabelafschermingen aan te brengen is afhankelijk van de plaatselijke aardings- en
potentiaalomstandigheden van de installatieplaatsen. Bij kritieke potentiaalverschillen moeten
geschikte maatregelen worden genomen.
De leidingen van de oproepinstallatie en de laagspanningsinstallatie moeten volgens DIN 0834,
punt 6.2.10 worden gelegd. Ideaal worden aparte kabelkanalen voor de signaal- en busleidingen
gebruikt. Het kruisen van leidingen moet haaks op elkaar plaatsvinden.
07.2016/V 4.0
Systeemoverzicht Oproepsysteem 834 Plus
5