3.4
Montage
WAARSCHUWING!
Raadpleeg voor de installatie
Sommige giftige gassen worden geleverd in een sensorbehuizing zonder frit. De behuizing zonder frit is gelabeld als Cat. 2
of Zone 2 en is alleen goedgekeurd voor Cat. 2- of Zone 2-installaties. De beschermingsmethode is respectievelijk Vonkvrij
of Type n. Zorg ervoor dat alle componenten zijn goedgekeurd voor de gebruikte bedradingsmethode en in
overeenstemming met de nationale elektrotechnische voorschriften van het land van gebruik, de van toepassing zijnde
lokale regelgeving en deze handleiding.
Het niet opvolgen van deze waarschuwing kan leiden tot ernstig persoonlijk letsel of de dood.
3.4.1
Montagelocatie sensor
De beste locatie voor de transmitter en de sensor hoeft niet dezelfde te zijn. Sensoren moeten daar worden geplaatst waar
de kans op detecteren van een gaslek het meest waarschijnlijk is. De beste sensorlocatie is niet altijd de beste locatie voor
het transmitterdisplay als het gaat om bereikbaarheid en aflezen; met een externe aansluitkast kan de sensor op afstand
worden gemonteerd van de transmitter, zodat beide op de best mogelijke locatie worden gemonteerd.
Bij het kiezen van een sensorlocatie moet u met twee factoren rekening houden. De eerste factor is de dichtheid van het
doelgas in verhouding tot de lucht. Sensoren voor gassen, zoals propaan, die zwaarder zijn dan lucht, moeten vlakbij de
grond worden geplaatst en sensoren voor gassen die lichter zijn dan lucht, moeten boven mogelijke lekbronnen worden
geplaatst.
De optimale locatie van een sensor hangt af van installaties in de omgeving, zoals pijpen, kleppen of turbines. MSA heeft
een service voor het in kaart brengen van gas- en vlamdetectielocaties, waarbij systematisch mogelijke lekbronnen worden
beoordeeld en geeft advies over het aantal en locaties van detectors voor het meest effectieve detectiesysteem.
3.4.2
Montagelocatie transmitter
Het transmitterdisplay moet zodanig worden gemonteerd dat het scherm zichtbaar is en goed toegankelijk is na installatie.
De elektronische assemblage binnen het omhulsel heeft één oriëntatie binnen de cilindrische behuizing. Plaats de
kabelingangen en het display zorgvuldig zodat het display met de juiste oriëntatie wordt afgelezen.
3.4.3
Sensororiëntatie
WAARSCHUWING!
Monteer de IR-sensor met de sensorinlaatopening horizontaal verlengd vanaf de hoofdbehuizing (zie
Correcte en incorrecte montageoriëntaties van de
oppervlakken van de transmitter te voorkomen.
Monteer de digitale sensor met de sensorinlaatopening (zie
digitale
sensoren) omlaag wijzend, anders kan de inlaat verstopt raken door deeltjes of vloeistof.
Het niet opvolgen van deze waarschuwing kan leiden tot ernstig persoonlijk letsel of de dood.
Sensororiëntatie hangt af van het sensortype. Als een infrarode IR-sensor wordt gemonteerd - hetzij plaatselijk op de
transmitter of op een aansluitkast op afstand - moet de sensor horizontaal worden gemonteerd. Als de IR-sensor niet
horizontaal wordt gemonteerd, zal de sensor vaker problemen ondervinden doordat opgehoopt stof en condens op de
buitenkant van de IR-sensor de stralenbundel blokkeren.
IR-sensor
toont de correcte en incorrecte montageoriëntatie van de IR-sensor.
NL
9 Bijlage: Algemene
certificeringsinformatie.
IR-sensor) om afzetting van deeltjes of vloeistof op de optische
Afbeelding 11 Correcte en incorrecte montageoriëntatie van
Afbeelding 10 Correcte en incorrecte montageoriëntaties van de
3 Installatie
Afbeelding 10
18