Rendamax
d Maak de ventilatie-afvoer verticaal door het plafond
e Bij onvoldoende luchttoevoer kan mechanische toevoer van ventilatielucht noodzakelijk zijn.
5.3
Aansluitingen
5.3.1
Gasaansluiting
De gasaansluiting dient door een erkende installateur volgens de geldende nationale en lokale
normen en voorschriften geïnstalleerd te worden.
De gasaansluiting bevindt zich aan de achterzijde van de ketel.
De druk voor het toestel dient gereduceerd te worden m.b.v. een gasdrukregelaar tot 50 mbar.
Het drukverlies in de aansluitleidingen moet zodanig zijn, dat bij maximale belasting van het toe-
stel, de druk nooit beneden de 20 mbar daalt voor L-gas en 17 mbar voor H-gas.
Om de werking van de gasklep blijvend te garanderen, wordt het monteren van een gasfi lter in de
gasleiding aanbevolen. Dit gasfi lter kan als optie bij de ketel worden besteld.
5.3.2
Elektrische aansluiting
De elektrische aansluitingen en voorzieningen dienen volgens de geldende nationale en lokale
normen en voorschriften te worden uitgevoerd.
Het toestel is geheel voorbedraad volgens de met het toestel meegeleverde elektrische schema's.
Alle elektrische aansluitingen, manipuleerklemmen bevinden zich onder de deksel rechts aan de
voorzijde van de ketel. De deksel kan worden ontgrendeld d.m.v. een 4mm inbussleutel. De aan
te sluiten kabels (voeding, besturing) worden aan de achterzijde van de ketel binnengevoerd via
kabelwartels.
Met de aan- uitschakelaar op het bedieningspaneel kan de ketel in- of uit bedrijf geschakeld
worden.
Fig. 5
Aansluitkast bovenaanzicht
Let op! Het ketelvoedingspomprelais kan hiermee niet spanningsloos gemaakt worden.
De installateur dient binnen een stookruimte een all-polige hoofdwerkschakelaar met een con-
tactopening van minimaal 3mm in het voedingscircuit naar de ketel op te nemen. Hiermee kan de
gehele ketel (incl. ketel voedingspomp relais) t.b.v. onderhoud of bij calamiteiten spanningsloos
gemaakt worden.
16
Doc1002/500nl