Rendamax
16 – 17
18 – 19
20 – 21
30 – 31
32 – 33
35 – 36
37 – 38
41 – 42
43 – 44
5.3.3
Wateraansluitingen
Ondersteuning wateraansluitingen
Het wordt aanbevolen om de aanvoer- en retourleiding goed te beugelen. Dit voorkomt beschadi-
ging door overbelasting en vereenvoudigt het onderhoud.
De ketel behoort tot de categorie doorstroomtoestellen en is niet geschikt voor toepassing in
open of drukloze systemen. In dat geval dient een (platen) warmtewisselaar te worden geïnstal-
leerd waardoor systeemscheiding wordt gerealiseerd.
De ketel kan optioneel worden uitgevoerd met een ketelpomp die de minimaal vereiste watercircu-
latie door de ketel garandeert.
De ketelpomp dient op de retourzijde te worden aangesloten.
w
De capaciteit en opvoerhoogte van de pomp is voldoende om behalve de ketelweerstand ook
enige systeemweerstand te overwinnen.
Indien de klemmen 34 en 35 met elkaar verbonden zijn, kunnen deze klemmen
(230 V, 1 A) gebruikt worden om een tapwaterthermostaat op aan te sluiten.
Hiermee kan de ketel in tapwaterbereiding worden gezet.
Blokkerende ingang (230 Vac, 1 A). Indien de verbinding tussen beide klemmen
wordt onderbroken zal de ketel in een blokkerende storing gaan en uit bedrijf
blijven totdat deze verbinding weer hersteld is.
Let op! Indien deze situatie langer dan 6 min. aanhoudt dan wel vaker als 2 maal
binnen 6 min. is opgetreden zal de ketel in een vergrendelende storing gaan en
uit bedrijf blijven totdat deze verbinding weer hersteld is en d.m.v. de ontgren-
delknop gereset is.
Vergrendelende ingang (230 Vac, 1 A). Indien de verbinding tussen beide klem-
men onderbroken wordt zal de ketel meteen in een vergrendelende storing gaan
en uit bedrijf blijven totdat deze verbinding weer hersteld is en d.m.v. de ontgren-
delknop gereset is.
Op deze klemmen kan een buitentemperatuurvoeler (1kΩ01 PTC) worden aange-
sloten die automatisch bij het inschakelen van de voedingsspanning op de ketel
wordt herkend. De waarde van deze sensor doet dienst bij vorstbeveiliging en
weersafhankelijk regelen van de aanvoertemperatuur van de ketel.
Op deze klemmen kan een verdelertemperatuurvoeler (1kΩ01 PTC) worden
aangesloten die automatisch bij het inschakelen van de voedingsspanning op de
ketel wordt herkend. De waarde van deze sensor wordt toegepast voor het rege-
len van een toerengeregelde ketelvoedingspomp.
Op deze klemmen kan een tapwatertemperatuurvoeler (1kΩ01 PTC) worden
aangesloten die automatisch bij het inschakelen van de voedingsspanning op de
ketel wordt herkend. De waarde van deze sensor wordt gebruikt voor het regelen
van de tapwatertemperatuur. Let op! De klemmen 34 en 35 mogen dan niet zijn
doorverbonden.
Externe gewenste aanvoertemperatuur. Aan deze klemmen kan een 2 – 10 Vdc
(10 - 90 °C) analoog signaal worden aangeboden. Indien de spanning lager is dan
2 Vdc wordt overgeschakeld op interne gewenste aanvoertemperatuur (in te stel-
len bij P1).
Aansluitklemmen t.b.v. het 2-draads bussignaal (scom-bus). Let op de polariteit,
klem 41 is de plus en 42 is de massa.
Aan deze klemmen kan een 0 – 10 Vdc analoog signaal worden afgenomen dat
recht evenredig varieert met de actuele belasting van de ketel en dat t.b.v. het
sturen van een toerengeregelde ketelvoedingspomp kan worden toegepast.
D.m.v. 2 parameters, een voor begrenzing van het min. pomp- toerental en een
voor de ketelbelasting bij max. pomptoerental kan de instelcurve worden inge-
steld. Hierboven kan het toerental van de pomp nog eens moduleren tussen deze
curve en max. pomptoerental t.b.v. de temperatuurverschilregelaar.
Doc1002/500nl
19