2.
Controleer het motoroliepeil.
3.
Zorg dat het aandrijfaslager op de jetaandrijving gesmeerd is. Zie Onderhoud – Smeerpunten.
4.
Modellen met een stuurknuppel en handmatige of elektrische startfunctie hebben een informatiesticker
op de stuurknuppel die aangeeft welke procedure voor het starten van de motor moet worden gevolgd.
Procedure voor inlopen van de motor
BELANGRIJK: Als de inloopprocedures voor de motor niet in acht worden genomen, kan de motor slechter
presteren gedurende zijn gehele levensduur en kan er motorschade ontstaan. Volg altijd de
inloopprocedures.
1.
Laat tijdens het eerste bedrijfsuur de motor met gevarieerde gasklepinstellingen draaien tot 3500 omw/
min, ongeveer de helft van volgas.
2.
Laat de motor tijdens het tweede bedrijfsuur met gevarieerde gasklepinstellingen draaien tot 4500
omw/min, driekwart van volgas, en laat de motor tijdens dit uur ook om de tien minuten gedurende één
minuut met volgas draaien.
3.
Gedurende de volgende acht bedrijfsuren dient u niet langer dan vijf minuten achter elkaar met vol gas
te draaien.
Motor starten - Modellen met afstandsbediening
Lees voordat u de motor start de Controlelijst vóór het starten, de Instructies vóór het starten en de Procedure
voor het inlopen van de motor in het hoofdstuk Bediening.
BEDIENING
Sticker met startinformatie op stuurknuppel
36
9601
29025
52396
nld