4
Rijden
Rijden
De rijrichting en rijsnelheid worden gekozen
met behulp van de rechter bedieningshendel.
Beweeg de bedieningshendel in de richting
van de vork (2) tot de gewenste rijsnelheid in
de richting van de vork is bereikt.
Beweeg de bedieningshendel in de richting
van de hefmast (3) tot de gewenste rijsnelheid
in de richting van de hefmast is bereikt.
Als de bedieningshendel van de ene rijrichting
direct naar de andere rijrichting wordt bewo-
gen, wordt de machine afgeremd en accele-
reert de machine vervolgens in de tegenge-
stelde richting.
Snelheid
De regeleenheid begrenst afhankelijk van de
rijomstandigheden en eventuele geïnstalleer-
de opties de rijsnelheid. Het is altijd mogelijk
om de snelheid te laten begrenzen door het
geautoriseerde servicecentrum, maar niet om
de snelheid te verhogen. De bestuurder kan
de snelheid altijd binnen het toegestane bereik
regelen.
Het geautoriseerde servicecentrum kan de ac-
celeratie- en remkarakteristieken configureren.
Stuurinrichting
De bestuurder bedient met de linkerhand de
stuurknop (4) en bepaalt zo de koers van de
machine. De stuurknop heeft een mechani-
sche arrêtering in de rechtuitstand. Vanuit de-
ze stand kan de stuurknop ca. 135° naar
rechts en links worden gedraaid. De draai-
krans van de stuurinrichting draait 90°.
Als de machine met geleidingsfunctie wordt
gebruikt (MZF of IZF), moet de stuurknop in
de rechtuitstand staan.
74
5231 804 2507 NL - 04/2020
Gebruik