Installatie
Schakelaar S801 (BUS TER.) kan worden gebruikt om de
RS-485-poort (klem 68 en 69) af te sluiten.
Zie Afbeelding 3.26.
Standaardinstelling:
3
3
S201 (A53) = UIT (spanningsingang)
S202 (A54) = UIT (spanningsingang)
S801 (busafsluiting) = UIT
LET OP
Zorg er bij het wijzigen van de functie van S201, S202 of
S801 voor dat u hierbij niet te veel kracht gebruikt.
Verwijder het LCP-frame wanneer u de schakelaars wilt
bedienen. Bedien de schakelaars niet terwijl er spanning
staat op de frequentieomvormer.
Afbeelding 3.30 Het LCP-frame verwijderen voor toegang tot
schakelaars
3.4.23 Seriële communicatie
RS-485 is een 2-draads businterface die compatibel is met
de multi-droptopologie, d.w.z. dat busdeelnemers kunnen
worden aangesloten als bus of via dropkabels vanaf een
gemeenschappelijke hoofdlijn. Op een netwerksegment
kunnen in totaal 32 busdeelnemers worden aangesloten.
De netwerksegmenten worden onderling gekoppeld door
middel van lijnversterkers.
LET OP
Elke lijnversterker fungeert als een busdeelnemer binnen
het segment waarin deze geïnstalleerd is. Elke
busdeelnemer in een bepaald netwerk moet een uniek
nodeadres hebben binnen alle segmenten.
36
Bedieningshandleiding
Danfoss A/S © Rev. 2014-02-07 Alle rechten voorbehouden.
Sluit elk segment aan beide uiteinden af met behulp van
de eindschakelaar (S801) van de frequentieomvormers of
een asymmetrisch afsluitweerstandsnetwerk. Gebruik altijd
afgeschermde kabels met gedraaide paren (STP – screened
twisted pair) voor de busbekabeling en werk altijd volgens
goede standaard installatiepraktijken.
Het is belangrijk om ervoor te zorgen dat de afscherming
voor elke busdeelnemer is voorzien van een aardver-
binding met lage impedantie, ook voor hoge frequenties.
Verbind daarom een groot oppervlak van de afscherming
met aarde, bijvoorbeeld door middel van een kabelklem of
een geleidende kabelwartel. Het kan nodig zijn om gebruik
te maken van potentiaalvereffeningskabels om in het
gehele netwerk dezelfde aardpotentiaal te handhaven, met
name in installaties met lange kabels.
Gebruik altijd hetzelfde type kabel binnen het gehele
netwerk om problemen met verschillende impedanties te
voorkomen. Gebruik voor het aansluiten van een motor op
de frequentieomvormers altijd een afgeschermde
motorkabel.
Kabel
Afgeschermd met gedraaide paren (STP)
120 Ω
Impedantie
Max. 1200 m (inclusief dropkabels)
Kabellengte
Max. 500 m station-tot-station
Tabel 3.13 Aanbevelingen voor kabels
3.5 Uiteindelijke setup en test
Voer een laatste installatietest uit voordat u de frequentie-
omvormer in bedrijf stelt:
1.
Kijk waar het motortypeplaatje zich bevindt om
te zien of de motor in ster (Y) of in driehoek (Δ)
is geschakeld.
2.
Voer de gegevens van het motortypeplaatje in op
de parameterlijst. Om toegang te krijgen tot deze
lijst drukt u op de toets [Quick Menu] en
selecteert u Q2 Snelle setup. Zie Tabel 3.14.
1. Motorvermogen [kW]
of Motorvermogen [pk]
2. Motorspanning
3. Motorfrequentie
4. Motorstroom
5. Nom. motorsnelheid
Tabel 3.14 Parameters Snelle setup
1-20 Motorverm. [kW]
1-21 Motorverm. [PK]
parameter 1-22 Motorspanning
1-23 Motorfrequentie
parameter 1-24 Motorstroom
parameter 1-25 Nom.
motorsnelheid
MG37A210