9
Vervanging van de
onderdelen
9.1 - Vervanging van de slan-
Vervanging van de slan-
gen
GEVAAR !
De slangen moeten alleen vervan-
gen worden als de hydraulische in-
richting niet onder druk staat.
UN01-0242FC
Om de druk te verwijderen, ontkoppel
de aftakas, stop de endothermische
motor van het voertuig en beweeg
de bedieningen op de verdelers in de
twee richtingen.
De verbindingen losdraaien en de olie
in een geschikte houder verzamelen.
Vervang de slang en maak de verbin-
dingen vast.
9.2 - Vervanging van de fil-
ters
9.2.1 - Vervanging van het toe-
9.1.1
UN07-3196BG
Vervang de filterpatroon als de ver-
stopping indicator (A) rood wordt.
Vervang hem in ieder geval op de
vervang tijden voorzien door het on-
derhoudsprogramma (zie "Regelma-
tige controles").
Als het filterende patroon van de olie
wordt vervangen, vervang ook de dop
van de tank daar deze, aan de bin-
nenkant, een ontluchtingsfilter bevat,
zie "Controle van het hydraulische
oliepeil").
9.1
voerfilter
B
9
A
C
9.2.1