Algemeen overzicht
van de machine
Bedieningsorganen
Rempedalen
Twee pedalen (Figuur 6) bedienen de afzonderlijke
remmen op de wielen ter ondersteuning van het draaien
en ten behoeve van een betere tractie bij het rijden op
hellingen.
Borgpen
Om de parkeerrem in werking te stellen (Figuur 6),
koppelt u de pedalen met de borgpen.
Parkeerrempedaal
Om de parkeerrem in te schakelen, (Figuur 6) sluit
u de pedalen op elkaar aan met de borgpen, drukt u
het rechterrempedaal in terwijl u het andere pedaal
inschakelt. Om de parkeerrem uit te schakelen, trapt u
een van de rempedalen in totdat de vergrendeling van de
parkeerrem wordt ingetrokken.
1. Rempedaal
2. Borgpen van pedalen
3. Parkeerrempedaal
Tractiepedaal
Het tractiepedaal (Figuur 6) regelt de beweging vooruit
en achteruit. Om vooruit te rijden moet u de bovenkant
van het pedaal intrappen en om achteruit te rijden de
onderkant van het pedaal. De rijsnelheid hangt af van
hoever het pedaal wordt ingetrapt. Voor de maximale
rijsnelheid zonder belasting trapt u het pedaal volledig in
terwijl de gashendel op SNEL staat.
Figuur 6
4. Tractiepedaal
5. Pedaal voor
stuurverstelling
Om te stoppen, laat u het tractiepedaal opkomen en
weer terugkeren in de middelste stand.
Pedaal voor stuurverstelling
Om het stuur in uw richting te kantelen, moet u het
pedaal (Figuur 6) intrappen, de stuurkolom naar u toe
trekken in een positie die voor u het meest comfortabel
is, en daarna uw voet van het pedaal halen.
Schroeven van snelheidsbegrenzer
Door aan de schroef of schroeven (Figuur 7) te draaien,
kunt u de afstand begrenzen die het tractiepedaal kan
worden ingetrapt als u vooruit- of achteruitrijdt.
Belangrijk: De schroef van de snelheidsbegrenzer
moet het tractiepedaal tegenhouden voordat de
pomp een volledige slag aflegt, omdat anders de
pomp schade kan oplopen.
1. Schroef van
snelheidsbegrenzer
Vooruit
Diagnoselampje
Het diagnoselampje (Figuur 8) gaat branden als een fout
in het systeem wordt ontdekt.
Koelvloeistoftemperatuurmeter van de
motor
In normale gebruiksomstandigheden moet het lampje
van de temperatuurmeter (Figuur 8) groen blijven.
Controleer het koelsysteem als het lampje geel of rood
wordt.
Oliedruklampje
Dit lampje (Figuur 8) indien de motoroliedruk gevaarlijk
laag is.
Laadindicator
De laadindicator (Figuur 8) licht op indien het laadcircuit
van het systeem defect is.
15
Figuur 7
2. Schroef van
snelheidsbegrenzer
Achteruit