Geavanceerde
1
verzendfuncties
Geavanceerde
kopieerfuncties
2
Netwerk
3
Gebruikersinter-
face op afstand
4
Systeemmonitor
5
Instellingen sys-
teembeheerder
6
Rapporten
en lijsten
7
Problemen
oplossen
8
Bijlage
9
Inhoudsopgave
Index
Faxnummers opslaan
1.
Druk op [Additional Functions] (Extra functies).
2.
Druk op [
] of [
] om <ADDRESS BOOK
SET.> (adresboekinst.) te selecteren en druk
vervolgens op [OK].
3.
Druk op [
] of [
] om <FAVORITES
BUTTONS> (Favorietentoetsen) te selecteren,
en vervolgens op [OK].
4.
Druk op [
] of [
] om een sneltoets
(van 01 tot 04) te selecteren en druk
vervolgens op [OK].
Indien er al een sneltoetsbestemming is geregistreerd op de
gewenste sneltoets, moet u een andere toets selecteren of
eerst de geregistreerde bestemming wissen.
5.
Druk op [
] of [
] om <FAX> te
selecteren en druk vervolgens op [OK].
6.
Controleer of <NAME> (Naam) wordt
weergegeven en druk op [OK].
7.
Gebruik de numerieke toetsen om de
naam van de geadresseerde in te voeren
(maximaal 16 tekens) en druk op [OK].
Terug
Vorige
8.
Controleer of <TEL NUMBER ENTRY>
(Telefoonnummer) wordt weergegeven
en druk op [OK].
9.
Gebruik de numerieke toetsen om het
faxnummer van de geadresseerde in te
voeren (maximaal 120 tekens) en druk
op [OK].
10.
Controleer of <IMAGEQUALITY>
(Beeldkwaliteit) wordt weergegeven
en druk op [OK].
11.
Druk op [
] of [
] om de beeldkwaliteit
in te stellen op <FINE> (Fijn), <PHOTO>
(Foto), <SUPER FINE> (Superfijn),
<ULTRA FINE> (Ultrafijn), of <STANDARD>
(Standaard) en druk vervolgens op [OK].
12.
Controleer of <OPTIONAL SETTING>
(Optionele instell.) wordt weergegeven
en druk vervolgens op [OK].
13.
Druk op [
] of [
] om <ON> (Aan)
of <OFF> (Uit) te selecteren en druk
vervolgens op [OK].
Als u de optionele instellingen niet wenst in te stellen,
selecteert u <OFF> (Uit), en gaat u verder met stap 20.
Als u de opties wenst in te stellen om faxen te verzenden,
selecteert u <ON> (Aan).
BOVEN
Volgende
1-27