i: De ISO-snelheid instellenN
Stel de ISO-snelheid (lichtgevoeligheid van de beeldsensor) in op de
waarde die voor het omgevingslicht gewenst is. In de volautomatische
modi (1/C) wordt de ISO-snelheid automatisch ingesteld (pag. 63).
Richtlijnen voor de ISO-snelheid
ISO-snelheid
100 - 400
400 - 1600
1600 - 6400, H
Als [8C.Fn II -3: Lichte tonen prioriteit] is ingesteld op [1: Inschakelen],
ligt het instelbare ISO-snelheidsbereik tussen ISO 200 en 6400 (pag. 209).
Als u een hoge ISO-snelheid gebruikt of opnamen maakt bij hoge temperaturen,
kunnen de opnamen er korreliger uitzien. Lange belichtingstijden kunnen ook
afwijkende kleuren in de opname tot gevolg hebben.
Wanneer u opnamen maakt bij hoge ISO-snelheden, kan er ruis
(horizontale strepen, lichte puntjes, enzovoort) optreden.
Wanneer [8C.Fn I -3: ISO vergroten] is ingesteld op [1: Aan], kan 'H'
(gelijk aan ISO 12800) ook worden ingesteld (pag. 206).
62
Druk op de knop <m>.
1
Stel de ISO-snelheid in.
2
Terwijl u naar het LCD-paneel of de zoeker
kijkt, draait u aan het instelwiel <6>.
De ISO-snelheid ligt tussen 100-6400 en
kan in stappen van 1/3 worden ingesteld.
Met 'A' wordt de ISO-snelheid
automatisch ingesteld (pag. 63).
Opnamesituatie
(Geen flits)
Zonnig, buiten
Bewolkt of avond
Donker, binnen of avond
Flitsbereik
Hoe hoger de ISO-
snelheid, hoe groter het
flitsbereik (pag. 112).
(9)