Inbouw
Flexibele wanden met metalen profiel > Voor droge montage met glijdende plafondaansluiting
Personeel:
Vaklieden
Vereisten
Brandwerendheidsklasse tot EI 90 S
Lichtescheidingswand en "zware brandscheidingen"** met metalen staanders en beplating aan beide zijden,
W 100...235 mm, maximaal 185 mm profielbreedte, verdere specificaties
Plafonddoorbuiging a ≤ 40 mm
Huislengte L = 500 mm
Afstand van de brandklep tot dragende bouwdelen = 40 mm (plafond), ≥ 200 mm (aangrenzende wand)
Afstand tussen twee brandkleppen ≥ 350 mm (bij directe montage van twee brandkleppen met gelijke hoogte
FK-EU met B ≤ 600 mm naast elkaar is een afstand van 140 mm mogelijk *)
Aansluiting van het luchtkanaal kan met elastische aansluitingen (aanbevolen)
1.
Lichte scheidingswand vlgs. de opgave van de fabrikant plaatsen en de sparing maken
2.
Plafonduitvulstroken ⑩ en plafondaansluitprofiel ⑪ conform de voorschriften van de fabrikant aanbrengen.
Plafondoneffenheden compenseren Het inbouwgebied van de brandklep moet uitgespaard worden
(min. B + 933 mm [resp. bij directe montage van twee brandkleppen naast elkaar
min. B1 + B2 + 140 mm + 933 mm]). Het plafondaansluitprofiel aan bijde zijden ≥ 50 mm korter dan de plafon-
duitvulstroken uitvoeren. Plafonduitvulstroken en plafondaansluitprofielen zijn naar de te verwachten plafond-
doorbuiging te selecteren.
Boorgaten voor metalen pluggen ⑥ in het plafond boren, afmetingen zie Afb. 44 resp. bij directe montage van
3.
twee brandkleppen Afb. 46. Metalen pluggen volgens de handleiding aanbrengen.
Plafondaansluitprofielen ⑧ volgens de tekening uitvoeren en aan het plafond bevestigen. De maten zijn afhan-
4.
kelijk van de bouwkundige plafondaansluiting. Voor de montage van de brandklep moet een gebied van
B + 133 mm (resp. bij directe montage van twee brandkleppen naast elkaar B1 + B2 + 140 mm + 133 mm)
vrijgehouden worden. Oneffenheden in het plafond gelijkmaken.
5.
Het vrijgehouden plafondaansluitprofiel ⑨ monteren. Het plafondaansluitprofiel eindigt gelijk met de plafon-
daansluitstroken ⑧.
Draadstangen ② in de metalen pluggen draaien.
6.
7.
Brandklep ① met het voorgemonteerde U50-profiel aan de draadstangen bevestigen. De moeren ⑤ zo ver
aandraaien, dat de brandklep met een inbouwset vast tegen het plafond aangetrokken wordt.
8.
Brandklep met een U50-profiel ③ ter hoogte van het verlengdeel aan het plafond bevestigen.
9.
De tussenruimte tussen het inbouwraam en het metalen profiel moet ter bescherming van de draadstangen
met mineraalwol volledig opgevuld worden.
10.
Na de montage van de brandklep kan het regelwerk van de wand opgebouwd resp. verder opgebouwd
worden. De montage vindt plaats volgens de opgaven van de fabrikant. Bij de montage van de wand moeten
de maten zoals weergegeven op de afbeelding, aangehouden worden. Bij het beplaten moet er op gelet
worden, dat in het gemarkeerde bereik, zie Afb. 45/1) geen schroefmontage plaatsvindt. De wandbekleding
moet aan de zijkant tot op ≤ 2 mm aan de inbouwset aansluiten.
* Bij een directe montage naast elkaar moet de linker klep fabrieksmatig zo voorbereid zijn, dat de aandrijving aan
de linker zijde zit, dat betekend, dat de glijdende plafondaansluiting fabrieksmatig 180° gedraaid gemonteerd wordt
(dit moet bij de bestelling opgegeven worden).
** Inbouwdetails op aanvraag
68
Brandklep Serie FK-EU
Ä op pagina 48.
Ä op pagina 48