Creëren van een melodie met een
automatische begeleiding
(Begeleidingspatroon)
Meestal begint een muziekstuk met een intro, gaat dan over in
coupletten die worden afgewisseld met tussenspel en andere
veranderingen, waarna wordt teruggekeerd naar het
hoofdthema voordat het einde wordt bereikt. De automatische
begeleidingsfunctie van het Digitale Keyboard biedt een scala
aan begeleidingspatronen die geschikt zijn voor het verloop
van de muziekcompositie.
Begeleidingspatronen
In dit hoofdstuk worden de verschillende typen
begeleidingspatronen van de automatische
begeleidingsfunctie beschreven.
■ Variatiepatronen (vier typen)
Dit is een begeleidingspatroon dat kan worden gebruikt in een
couplet of refrein van een muziekstuk. Een variatiepatroon
herhaalt één of meerdere maten.
Een variatiepatroon spelen
Druk op een van de VARIATION/FILL-IN toetsen (bp t/m
bs). U hoort het variatie-begeleidingspatroon dat is
toegewezen aan de ingedrukte toets.
Indicator die verschijnt wanneer variatiepatroon 2 klinkt
• Bij indrukken van ck START/STOP klinkt variatiepatroon 1.
■ Invulpatronen (vier typen)
Deze begeleidingspatronen worden gebruikt om korte één- of
twee-maats invulstukjes in een muziekstuk in te voegen.
Wanneer een invulpatroontoets wordt ingedrukt, zal het
invulpatroon meteen beginnen, of bij de eerste maatslag na
één of twee maten, en daarna terugkeren naar het
oorspronkelijke variatie-begeleidingspatroon.
Een invulpatroon spelen
Terwijl variatiepatroon 1 klinkt, drukt u op bp VARIATION/
FILL-IN 1. Als een ander variatiepatroon (2, 3, 4) klinkt, drukt
u op de toets (bq, br, bs) die hiermee overeenkomt.
Indicator die verschijnt wanneer invulpatroon 1 klinkt
Gebruik van automatische begeleiding (Ritmemodus)
■ Intropatroon (één type)
Dit is een begeleidingspatroon dat kan worden gebruikt bij het
begin van een muziekstuk. Nadat er een meermaats intro-
begeleidingspatroon heeft geklonken, vindt er een
begeleidingsovergang plaats naar variatiepatroon 1.
Een intropatroon spelen
Druk op bo INTRO.
Veranderen van het variatiepatroon dat gespeeld wordt
na het intropatroon
Terwijl het intropatroon klinkt, drukt u op de toets van het
variatiepatroon dat u wilt spelen (bq VARIATION/FILL-IN
2, br VARIATION/FILL-IN 3, bs VARIATION/FILL-IN 4)
nadat het intropatroon is afgelopen.
Indicator die verschijnt wanneer het intropatroon klinkt
■ Eindpatroon (één type)
Dit is een begeleidingspatroon dat kan worden gebruikt aan
het einde van een muziekstuk. Nadat er een meermaats
eindpatroon heeft geklonken, wordt de automatische
begeleiding beëindigd.
Een eindpatroon spelen
Druk op bt ENDING/SYNCHRO START terwijl een
automatische begeleiding klinkt.
Indicator die verschijnt wanneer het eindpatroon klinkt
NL-47