7.
Druk op cm ACCOMP om de
muziekvoorkeuzemodus te verlaten.
• De toon- en ritme-instellingen die door de
muziekvoorkeuzemodus zijn gemaakt blijven van
kracht.
• Wanneer in stap 3 het nummer van bepaalde
muziekvoorkeuzes wordt geselecteerd, begint de [SYNC
START] indicator te knipperen waarmee wordt aangegeven
dat het Digitale Keyboard in de synchro-start paraatstand
(pagina NL-48) staat. Als dit gebeurt, kan de automatische
begeleiding worden gestart door iets op het toetsenbord te
spelen in plaats van op ck START/STOP te drukken. Zie
stap 1 onder "Gebruik van synchro-start voor het starten
van het automatische begeleidingsspel" (pagina NL-48)
voor informatie over de bewerkingen die in de synchro-start
paraatstand kunnen worden uitgevoerd.
• De bewerkingen van de begeleidingspatronen (pagina
NL-47) kunnen worden gebruikt tijdens een uitvoering met
een muziekvoorkeuze.
• De onderstaande functies kunnen niet worden gebruikt
tijdens spelen met gebruik van een muziekvoorkeuze.
– Veranderen van de ritme-instelling (pagina NL-43)
– Synchro-stop (pagina NL-48)
– Eén-toets voorkeuze (pagina NL-52)
– Registratie (pagina NL-67)
Veranderen van de toonsoort van een
akkoordprogressie
Voer de procedure uit onder "Maken van functie-instellingen
met de bk FUNCTION toets" (pagina NL-112) en stel het
volgende onderdeel in: Overige (Other) 3 Veranderen van
muziekvoorkeuze-toonsoort (MP Key) (pagina NL-117).
Instellingen die veranderd worden door de
muziekvoorkeuze
Wanneer een muziekvoorkeuze wordt geselecteerd, worden
automatisch de onderstaande instellingen van het Digitale
Keyboard veranderd. De veranderde instellingen blijven van
kracht ook nadat u de muziekvoorkeuzemodus heeft verlaten.
• Tempo
• Lagen (aan/uit)
• Splitsen (aan/uit)
• do AUTO HARMONIZE/ARPEGGIATOR
toetstoewijzing
• Automatisch harmoniseren (aan/uit, type)
• Arpeggiator (aan/uit, type)
• Arpeggiator aanhouden (aan/uit)
• Toonnummer (UPPER 1, LOWER 1, UPPER 2, LOWER 2
gedeelten)
• Octaafverschuiving (UPPER 1, LOWER 1, UPPER 2,
LOWER 2 gedeelten)
• Nagalm, zweving, vertraging (aan/uit, type)
NL-54
Gebruik van de frasepads
Korte frasen kunnen worden opgenomen en aan een van de
vier frasepads worden toegewezen. Bij indrukken van een
pad begint de herhaalde weergave van de opgenomen frase.
U kunt de frasen afzonderlijk weergeven en u kunt meerdere
frasen gelijktijdig weergeven.
De uitleg in dit hoofdstuk heeft betrekking op frasen die aan
de frasepads zijn toegewezen als Frase 1 t/m Frase 4.
■ Frasesets en frase-opslaglocaties
Een groep van vier frasen die aan de vier frasepads zijn
toegewezen, wordt een "fraseset" genoemd. Er zijn 25
frasesets genummerd 1 t/m 25, wat betekent dat er 100
frasen (25 frasesets met elk 4 frasen) als gebruikersfrasen
kunnen worden opgeslagen.
Wanneer u een frase opneemt, geeft u een opslaglocatie aan
met behulp van een frasesetnummer (1 t/m 25) en een
frasenummer 1 t/m 4.
Overschakelen naar een andere
fraseset
U kunt de onderstaande procedure gebruiken om de fraseset
die nu aan de frasepads is toegewezen te veranderen naar
een andere set.
Veranderen van de fraseset
1.
Druk op bk FUNCTION.
2.
Gebruik de [1] (V) en [3] (W) bm
cijfertoetsen om "Phr Pad" weer te geven en
druk dan op [6] (ENTER).
"Phr Set" verschijnt. U kunt nu een frasesetnummer
selecteren.
3.
Gebruik bn [–] en [+] of de bl regelaar om een
frasesetnummer te selecteren.
4.
Wanneer de instelling naar wens is, houdt u de
[4] (EXIT) bm cijfertoets lang ingedrukt om het
instelscherm te verlaten.