Creëren van een automatische begeleiding (Gebruikersritme)
6.
Indien gewenst maakt u de instellingen voor de
toon en de octaafverschuiving van het gedeelte.
(1) Selecteer de toon die u wilt gebruiken voor de
opname van het gedeelte. Zie "Selecteren van een
toon" (pagina NL-18).
• Alleen drumsettonen kunnen voor de drum- en
percussiegedeelten worden geselecteerd.
Drumsetklanken kunnen niet worden geselecteerd
voor de bas en de akkoord 1 t/m akkoord 5
gedeelten.
(2) Maak de instelling voor de octaafverschuiving van
het gedeelte.
Terwijl dr OCTAVE wordt ingedrukt, drukt u op de
ds TRANSPOSE [q] of [w] toets.
(3) Als nu ck START/STOP wordt ingedrukt, begint
herhaalde weergave van alle gedeelten van het
begeleidingspatroon dat u aan het bewerken bent.
Dit betekent dat u kunt meeluisteren naar de effecten
van uw instellingen terwijl u de instellingen maakt.
(4) Als er opgenomen gedeelten zijn, kunt u op de
[6] (ENTER) bm cijfertoets drukken om alleen de
noten van het gedeelte dat wordt bewerkt weer te
geven.
• De mixergedeelte-indicator van het gedeelte dat
wordt bewerkt en de niveau-indicator erboven
gaan knipperen.
Wanneer het gedeelte dat wordt bewerkt een drumgedeelte is
• Druk nogmaals op [6] (ENTER) om de
bovenstaande toestand te verlaten.
7.
Maak de gewenste weergave-instellingen voor
het gedeelte dat wordt bewerkt.
• Zie "Maken van de weergave-instellingen voor een
gebruikersritmegedeelte" (pagina NL-86).
8.
Neem toetsenbordspel op voor het gedeelte
dat wordt bewerkt.
• Zie "Opnemen van toetsenbordspel voor elk gedeelte"
(pagina NL-81).
9.
Maak de gewenste mixerinstellingen voor het
gedeelte dat wordt bewerkt.
• Zie "Maken van mixerinstellingen voor een gedeelte
dat wordt bewerkt" (pagina NL-83).
10.
Voer de stappen 5 t/m 9 voor alle gedeelten uit.
11.
Voer de stappen 3 t/m 10 voor alle
begeleidingspatronen uit.
12.
Gebruik de procedure onder "Opslaan van een
gebruikersritme" (pagina NL-85) om het
bewerkte ritme op te slaan.
NL-80
Knippert
Alleen de mixerinstellingen van een bestaand
ritme veranderen en dit opslaan
1.
Selecteer het ingebouwde ritme of het
voorheen-opgeslagen gebruikersritme dat u
wilt bewerken.
• Zie "Selecteren van een ritme" (pagina NL-43).
2.
Houd bk FUNCTION lang ingedrukt totdat de
[EDIT] indicator verschijnt.
3.
Voer stap 3 uit onder "Een bestaand ritme
bewerken en dit opslaan" (pagina NL-79).
4.
Voer stap 5 uit onder "Een bestaand ritme
bewerken en dit opslaan" (pagina NL-79).
5.
Voer de procedure uit onder "Maken van
mixerinstellingen voor een gedeelte dat wordt
bewerkt" (pagina NL-83).
6.
Voer de stappen 4 en 5 uit voor alle
mixerinstellingen die u wilt veranderen.
7.
Voer de stappen 3 t/m 6 uit voor alle
begeleidingspatronen waarvan u de
mixerinstellingen wilt veranderen.
8.
Gebruik de procedure onder "Opslaan van een
gebruikersritme" (pagina NL-85) om het
bewerkte ritme op te slaan.