Download Inhoudsopgave Inhoud Print deze pagina
Inhoudsopgave

Advertenties

5 Installeren
Bij zeer lange stuurkabels en analoge signalen kunnen, in uitzonderlijke gevallen en afhankelijk van de installatie, aardlussen van 50/60 Hz voorkomen
als gevolg van ruis via de netvoedingskabels.
In dat geval dient u de afscherming te doorbreken of een condensator van 100 nF te plaatsen tussen de afscherming en het chassis.
NB!
Sluit de massa van de digitale en analoge in- en uitgangen afzonderlijk aan op de gemeenschappelijke klemmen 20, 39 en 55. Hiermee
wordt interferentie via aarde tussen groepen voorkomen. Dit voorkomt bijvoorbeeld dat het schakelen aan digitale ingangen analoge
ingangssignalen verstoort.
NB!
Stuurkabels moeten afgeschermd/gewapend zijn.
5

5.2.3 Motorkabels

Algemene specificaties
Zie de sectie
Gebruik een afgeschermde/gewapende motorkabel om te voldoen aan de EMC-emissienormen.
Houd de motorkabel zo kort mogelijk om interferentie en lekstroom te beperken.
Sluit de afscherming van de motorkabel aan op de ontkoppelingsplaat van de frequentieomvormer en de metalen kast van de motor.
Gebruik voor aansluitingen op de afscherming een zo groot mogelijk oppervlak (kabelklem). Dit kan worden gedaan met behulp van de bijge-
leverde installatiemiddelen in de frequentieomvormer.
Vermijd het gebruik van kabels met gedraaide uiteinden van de afscherming (pigtails), omdat dit het afschermingseffect bij hoge frequenties
verstoort.
Als het noodzakelijk is om de afscherming te splitsen om een motorisolator of motorrelais te installeren, moet de afscherming worden voortgezet
met de laagst mogelijke HF-impedantie.
Eisen voor Framegrootte F
Vereisten voor F1/F3: gebruik altijd 2, 4, 6 of 8 (een veelvoud van 2; 1 kabel niet toegestaan) motorfasekabels om te zorgen voor een gelijk aantal
aangesloten draden op de klemmen van de beide invertermodules. De kabels tussen de klemmen van de invertermodules en het eerste gemeenschap-
pelijke punt van een fase moeten even lang zijn met een tolerantie van 10%. De motorklemmen zijn het aanbevolen gemeenschappelijke punt.
Vereisten voor F2/F4: gebruik altijd 3, 6, 9 of 12 (een veelvoud van 3; 1 of 2 kabels niet toegestaan) motorfasekabels om te zorgen voor een identiek
aantal aangesloten draden op de klemmen van de beide invertermodules. De kabels tussen de klemmen van de invertermodules en het eerste gemeen-
schappelijke punt van een fase moeten even lang zijn met een tolerantie van 10%. De motorklemmen zijn het aanbevolen gemeenschappelijke punt.
Vereisten voor aansluitdoos uitgangen: de lengte (minimaal 2,5 m) en het aantal kabels vanaf elke invertermodule naar de gemeenschappelijke
klem in de aansluitdoos moet gelijk zijn.
NB!
Als voor een gemodificeerde toepassing een ongelijk aantal draden per fase vereist is, dient u contact op te nemen met de fabriek over
de vereisten en documentatie. U kunt echter ook gebruikmaken van de stroomrailoptie voor de boven/onderingangszijde van de kast.
96
voor de maximale dwarsdoorsnede en lengte van de motorkabel.
MG.11.B9.10 – VLT
®
is een gedeponeerd handelsmerk van Danfoss
®
VLT
HVAC Drive Design Guide

Advertenties

Inhoudsopgave
loading

Inhoudsopgave