Download Inhoudsopgave Inhoud Print deze pagina

Daikin MICROTECH III Handleiding pagina 42

Verberg thumbnails Zie ook voor MICROTECH III:
Inhoudsopgave

Advertenties

42
superheat in de zuigleiding daalt onder een waarde die gelijk is aan het instelpunt voor
superheat in zuigleiding.
Het normale proces [Normal Operation]
Het normale proces van de EXV wordt gebruikt wanneer het circuit het opstarten van de
EXV heeft afgerond en het niet bezig is met een wisseling van een schuifslede.
Gedurende het normale proces, reguleert de EXV de superheat in de zuigleiding naar
een doelstelling die kan variëren in een vooraf bepaald bereik.
De EXV reguleert de superheat in de zuigleiding binnen 0,83°C (1,5°F) in stabiele
omstandigheden (stabiele water-lus, statische compressorcapaciteit, en stabiele
condensatietemperatuur).
De doelstellingswaarde wordt aangepast als dit nodig is, zodat de superheat
perstemperatuur binnen een bereik blijft van 15°C (27 °F) tot 25 °C (45°F).
Maximum werkdruk [Maximum Operating Pressures]
De EXV-regulering houdt de verdampingsdruk binnen de reeks die wordt gedefinieerd
door de maximum werkdruk.
Als de wateruittrede-temperatuur bij het opstarten hoger is dan 20°C (68°F), of als de
druk bij het normale proces hoger wordt dan 350,2 kPa (50.8 psi) , dan wordt een
pressostaat-bediening (constante druk) gestart om de compressor binnen de
begrenzingen te houden.
Maximum werkdruk is 350,2 kPa (50,8 psi). Deze schakelt terug naar het normale
proces zodra de superheat in de zuigleiding lager is dan een vooraf bepaalde waarde.
Reactie op capaciteitswijziging van de compressor [Response to
compressor Capacity Change]
De logica beschouwt de overgang van 50% naar 60% en van 60% naar 50% als speciale
omstandigheden. Wanneer een overgang wordt ingegeven, dan wijzigt de klepstand om
zich aan te passen aan de nieuwe capaciteit. Deze nieuw berekende positie wordt
gehandhaafd gedurende 60 seconden. De klepstand wordt vergroot gedurende de
overgang van 50% naar 60% en verkleind gedurende de overgang van 60% naar 50%.
Het doel van deze logica is om de vloeistofstroom te beperken bij het wijzigen van 50%
naar 60%, in geval de capaciteit wordt vergroot tot boven 60% als gevolg van de
beweging van de schuifsleden.
Handmatige bediening [Manual Control]
De EXV-positie kan handmatig worden ingesteld. Handmatige bediening kan alleen
worden geselecteerd wanneer de EXV-status Druk [Pressure] of Regulering superheat
[Superheat control] is. In alle andere gevallen wordt het instelpunt EXV-regulering
[EXV control] gedwongen tot auto.
Wanneer EXV-regulering is ingesteld op handmatig, dan is de EXV-positie gelijk aan de
instelling handmatige EXV-positie. Wanneer de instelling Handmatig is wanneer het
circuit overgaat van In bedrijf naar een andere toestand, dan wordt de
reguleringsinstelling automatisch teruggezet naar auto. Als de EXV-regulering wordt
gewijzigd van handmatig terug naar auto terwijl de circuit-status in bedrijf blijft, gaat de
EXV-status, als dit mogelijk is, terug naar de normale processen of naar druk-regeling
[pressure control] om de maximum werkdruk te limiteren.
Overgangen tussen reguleringstoestanden [Transitions Between Control
States]
Bij wijzigingen in de EXV-regulering tussen Bediening Opstarten [Startup Operation],
het normale proces [Normal Operation] of Handmatige bediening [Manual Control],
wordt gezorgd dat deze wijziging vloeiend verloopt door de EXV-positie geleidelijk te
wijzigen i.p.v. alles tegelijk te wijzigen. De wijziging voorkomt dat het circuit instabiel
wordt en als gevolg van een alarm moet worden uitgeschakeld.
- 42 -
D–EOMWC00A04-14NL

Advertenties

Inhoudsopgave
loading

Inhoudsopgave