Hoofdstuk 3 – Elektrische Installatie
Bedieningspaneel met
afstandsbediening
met NAMC-03
NIOC
X28
X300
NIOCP-kaart
Isolatie pulsgever
(ACP600)
Fasevolgorde van de
pulsgever (ACP 600,
NIOCP kaart)
3-20
Sluit de bedieningspaneelkabel aan op connector X19 van de NAMC-
11/51 kaart of via de NAMC-03-kaart op connector X28 van de NIOC-
kaart (X300 van de NIOCP-kaart).
Aard de kabelafscherming via
de dichtstbijzijnde
aardschroef
De pulsgever moet elektrisch geïsoleerd worden van de stator of rotor
om te voorkomen dat zich een stroompad door de pulsgever vormt. De
gebruikelijke pulsgever van het koppelingstype dient een elektrisch
isolerende koppeling te hebben. Als een pulsgever met een holle as
wordt gebruikt, kan de isolatie worden uitgevoerd door de
kogelverbinding van de koppelarm of de stang van de koppelarm te
isoleren. De afscherming van de pulsgeverkabel moet worden
geïsoleerd van het frame van de pulsgever.
Als de pulsgever juist aangesloten is en de aandrijving voorwaarts
draait (in de positieve richting), moet de pulsgever een positieve
terugkoppeling produceren.
Bij incrementele pulsgevers zijn de twee uitgangskanalen (gewoonlijk
aangegeven met 1 en 2, of A en B) 90° (elektrisch) van elkaar
verschoven. Bij draairichting rechtsom loopt bij de meeste - maar niet
alle - pulsgevers kanaal 1 voorlopend op kanaal 2. Bepaal het
voorlopende kanaal door de documentatie van de pulsgever te
raadplegen of door metingen met een oscilloscoop uit te voeren.
Het uitgangskanaal van de pulsgever dat voorloopt als de aandrijving
voorwaarts loopt, moet aangesloten worden op ingang A van de
NIOCP kaart, en het nalopende uitgangskanaal op ingang B van de
NIOCP kaart
Het uitgangskanaal voor de nulpuls wordt aangesloten op ingang Z van
de NIOCP kaart
ACx 601/604 met NAMC-11/51 kaart
NAMC-11/51 met NDCO
X19
NAMC-11/51
X19
ACS/ACC/ACP 604/6x7 Frequentie-omvormers
Paneelkabel met afgeschermde
aansluitingen (metalen
behuizing)
NAMC-11/51
X19