Aanvullende gebruikershandleiding PROFIBUS
®
3.5.5.2
Configureren
Bij de master kan worden geselecteerd welke modules aan het
cyclisch dataverkeer moeten deelnemen. Modules en slots hebben
een onderling verband. Daarom moeten voor modules die moeten
worden uitgesloten lege plaatsen (lege modules) worden geconfi‐
gureerd.
De gewenste configuratie wordt gedefinieerd in de vorm van ken‐
merken. In is in de laatste kolom voor elke gedefinieerde module
het kenmerk opgegeven.
De kenmerken van de modules moeten oplopend achter elkaar
worden geplaatst. Moeten gegevens van een module niet deel‐
nemen aan het cyclisch dataverkeer, moet op deze plaats een lege
module worden geconfigureerd.
73