12 Bedrijfsstoringen
Probleem
Mogelijke oorzaken
512
Het lopende programma werd omwille van een
stroomonderbreking onderbroken.
524
De deur van het apparaat is geblokkeerd en kan
niet correct worden gesloten.
531
Tijdens het programmaverloop werd de
noodontgrendeling van de deur geactiveerd.
535
De fijne zeef is niet correct geplaatst.
536
De bovenste/onderste spoelarm is mechanisch
geblokkeerd.
537
De aandrijfsproeier van de bovenste/onderste
538
spoelarm is verstopt.
539
De basiskorf is niet of niet in de correctie positie
geplaatst.
In de spoelarmlager of op de glijschijf bevinden zich
fijne afzettingen.
De watertoevoer is niet voldoende.
546
De patroon van de MELAdem 53/53 C werd niet
correct ontlucht. Een plotse waterstroom
veroorzaakt tijdelijk foutieve meetwaarden.
548
De conductiviteit van het VO-water is ontoereikend
(groter dan 60 µS/cm).
Het patroon van de MELAdem 53 is op.
De VO-watervoorziening levert onvoldoende
gedemineraliseerd water.
571
Het programma kan niet worden gestart aangezien
er zich nog een zoutbodem in de
onthardingsinstallatie of in de waskamer bevindt.
Alleen het programma "Regenereren" mag worden
gestart.
583
De watertoevoer werd tijdens het actieve
programma onderbroken.
86
Oplossing
WAARSCHUWING! Contaminatiegevaar
1.
Druk op BEVESTIGEN om de melding te
bevestigen.
2.
Start het programma opnieuw.
Controleer het bereik van de deur op hindernissen.
WAARSCHUWING! Contaminatiegevaar
1.
Druk op BEVESTIGEN om de melding te
bevestigen.
2.
Sluit en vergrendel de deur op de correcte
manier.
3.
Start het programma opnieuw.
Plaats de zeep op de correcte manier. De pijl op de
fijne zeef moet naar de linkerhoek van de
waskamer wijzen.
Controleer de vrije bewegingsruimte van de
bovenste/onderste spoelarm.
Bouw de bovenste/onderste spoelarm uit en reinig
hem.
Plaats de basiskorf op een correcte manier. De
injectorrail moet op de aansluitnippel zijn bevestigd.
Bouw de bovenste/onderste spoelarm uit en reinig
hem. Reinig de glijschijf met een doek.
Controleer de watertoevoer naar het apparaat:
1.
Verwijder en reinig de zeef in de koudwa-
teraansluiting.
2.
Controleer de ligging van de toevoerslangen.
3.
Open de waterkraan volledig.
1.
De patroon van de MELAdem 53/53 C ontluch-
ten, zie „Commissioning" [Inbedrijfstelling] in
het gebruikershandboek van de water-
behandelingsinstallatie.
2.
Start het programma opnieuw.
Vervang het patroon van de MELAdem 53.
Controleer de VO-watervoorziening.
Start het programma "Regenereren".
1.
Open de waterkraan volledig.
2.
Start het programma opnieuw.
De watertoevoer moet gedurende het volledige
actieve programma gegarandeerd zijn.