BINNENVERLICHTING
2
1
A
4
Binnenlicht A of B
Met schakelaar 2 of 6, kunt u kiezen
voor:
- een constant brandende binnen-
verlichting;
- een verlichting die gaat branden
als een van de portieren wordt ge-
opend, De binnenverlichting gaat
alleen uit als de portieren, waarop
de verlichting reageert, goed geslo-
ten zijn;
- een niet brandende verlichting.
Afhankelijk van de uitvoering van
de auto, is het mogelijk de licht-
sterkte van de verlichting te regelen
door knop 4 te verdraaien.
3.28
3
Leesspots
Voor in de auto drukt u op schake-
laar 1 voor de bestuurder, en op 3
voor de passagier.
Achter in de auto, drukt u op scha-
kelaar 5 of 7.
B
7
5
6
De binnenverlichting gaat even
branden als de portieren worden
ontgrendeld met de RENAULT
card. Bij het openen van de portie-
ren gaat de binnenverlichting weer
even branden. Daarna dooft de bin-
nenverlichting geleidelijk.