BIJZONDERHEDEN VAN DE UITVOERINGEN MET EEN BENZINEMOTOR
Onder bepaalde omstandigheden,
zoals:
• Te lang doorrijden als het waar-
schuwingslampje brandstofreser-
ve brandt.
• Het gebruik van loodhoudende
benzine.
• Het
gebruik
van
RENAULT goedgekeurde toevoe-
gingen aan de motorolie of de
benzine.
Of bij het optreden van storingen
zoals:
• Een defecte ontsteking of losse
bougiekabel waardoor de ontste-
king overslaat en de auto met hor-
ten en stoten rijdt,
• Vermogensverlies van de motor,
kan de katalysator oververhit ra-
ken waardoor hij minder effectief
wordt en ook andere delen van de
auto te heet kunnen worden.
Indien u een van de hiervoor ge-
noemde storingen constateert, dient
u uw auto zo spoedig mogelijk door
uw RENAULT-dealer te laten her-
stellen.
Door de in het garantie- en onder-
houdsboekje voorgeschreven on-
derhoudsbeurten uit te laten voeren
niet
door
kunt u dergelijke storingen voorko-
men.
Bij startmoeilijkheden
Als de auto niet direct aanslaat mag
u de startmotor niet lang achtereen
laten draaien om beschadiging van
de katalysator te voorkomen. Ook
mag de auto niet worden aange-
duwd of aangesleept.
Ga niet door met starten maar raad-
pleeg een RENAULT-dealer en laat
de storing verhelpen.
Parkeer de auto niet of blijf
niet met draaiende motor
staan op een plaats waar de
uitlaat zich boven brand-
baar materiaal bevindt. Onder on-
gunstige omstandigheden (droogte,
harde wind) kan brand ontstaan als
de hete uitlaat in contact komt met
gras of bladeren.
2.07