8.0
OPSPOREN EN VERHELPEN VAN PROBLEMEN
8.1
FOUTMELDINGEN
Conductivity Calibration Failure (Kalibratiefout geleidbaarheidsmeting)
Deze foutmelding treedt op na kalibratie van de geleidbaarheidssensor. Een zuivere sensor moet een
voorspelbaar signaal afgeven in een oplossing waarvan de geleidbaarheid gekend is. Als de
kalibratie het signaal aanpast tot meer dan 50% van de voorspelde waarde, zal de kalibratie
mislukken. Een signaal dat te sterk afwijkt, wijst op een probleem met de gemeten waarde en is niet
normaal.
Mogelijke oorzaken
Vervuilde sensor.
De sensorkabel is niet aangesloten.
De kabel van de sensor is verkeerd aangesloten
Probleem met handbediend instrument
Defecte sensor
Defecte hoofdinterfacekaart (indien sensor 1).
Defecte optionele sensorkaart (indien sensoren 2-
4).
Bij ketels, knipperend
Indien periodieke bemonstering, defecte klep
pH Calibration Failure (pH-kalibratiefout)
Deze foutmelding treedt op na een elektrodekalibratie. De normale helling van de karakteristiek van
een pH-elektrode bedraagt 59 mV per pH-eenheid. Als de elektrode veroudert, zal deze helling
afnemen. De WebMasterONE geeft de procentuele afwijking t.o.v. de theoretische helling na elke
kalibratie. Een helling 12 mV/pH-eenheid (80% verschil) betekent dat de kalibratie mislukt is.
Mogelijke oorzaken
Vuile elektrode.
Defecte elektrodepatroon.
De sensorkabel is niet aangesloten.
Defect elektrodehuis
Defecte hoofdinterfacekaart (indien sensor 1).
Defecte optionele sensorkaart (indien sensoren 2-4).
Corrigerende acties
Reinig de sensor zoals beschreven in sectie 6.2 hierboven.
Sluit de kabel opnieuw aan.
Controleer de aansluitingen van alle 6 draden aan de hand
van fig. 5
Zie de Handleiding voor het opsporen en verhelpen van
problemen van het handbediende instrument dat gebruikt
wordt om de geleidbaarheid van het systeem te
bepalen.instrument dat gebruikt wordt om de geleidbaarheid
van het systeem te bepalen.
Vervang de sensor.
Vervang hoofdinterfacekaart.
Vervang de optionele sensorkaart
Zie Installatierichtlijnen in sectie 3.3
Controleer alle stroomopwaarts en stroomafwaarts gelegen
kranen/kleppen om ervoor te zorgen dat een monster de
sensor bereikt
Corrigerende acties
Reinig de elektrode en kalibreer opnieuw zoals
beschreven in sectie 7.3 hierboven.
Vervang de patroon.
Sluit de kabel opnieuw aan. Zorg er ook voor dat de
elektrodepatroon stevig vastgeschroefd is in het
elektrodehuis en dat de binnenkant van het huis droog is.
Zorg ervoor dat de draden van de +/- 5 VDC, IN-, IN+
goed vastgemaakt zijn.
Als de controller een zelftest uitvoert en de bedrading
juist is, het +/- 5 VDC-signaal aanwezig is en de patroon
is aangebracht en in orde, vervang dan het
elektrodehuis.juist is, het +/- 5 VDC signaal aanwezig en
de patroon aangebracht en in orde, vervang dan het
elektrodehuis.
Vervang de hoofdinterfacekaart.
Vervang de optionele sensorkaart.
174