Afbeelding 10: LED a) en toets b).
8. Configuratie in de centrale.
Na aansluiting van de ECoSDetector aan de centrale, wordt de module automatisch herkend en geïntegreerd.
Zorg ervoor dat uw ECoS tenminste over firmware-versie 3.4.1. of hoger beschikt, anders wordt de ECoSDetector niet herkend.
De configuratie wordt in het instellingenmenu van de centrale uitgevoerd. Elke ECoSDetector wordt in de lijst van "apparaten
aan de ECoSlink" met zijn naam vermeld.
Afbeelding 11: ECoS Setup: aangesloten apparaten.
In afbeelding 11 verschijnt 'ECoSDetector ' als naam. Dit is de vanaf de fabriek toegewezen standaardwaarde die door u
veranderd moet worden zodra twee of meer ECoSDetector modules worden gebruikt.
Indien u meerdere ECoSDetector modules gebruikt, sluit ze liever individueel aan, de ene na de andere. Op die manier is de
verwarring tussen modules bij de configuratie bijna uitgesloten.
8.1. Naam en volgnummer.
Selecteer zoals weergegeven in afbeelding 11, de eerste ECoSDetector uit de lijst en druk op "Bewerken". Het
configuratiedialoogvenster wordt voor deze ECoSDetector module open.
ECoSDetector naam: wijs aan iedere module een unieke naam toe, bijvoorbeeld "Hoofdstation" of "Schaduwstation", zodat u
de functie op elk moment kunt herkennen.
ECoSDetector nummer: Om de ECoSDetector parallel met de bekende s88-terugmeldmodules te kunnen gebruiken, heeft
iedere ECoSDetector een "nummer" nodig, gelijk aan de s88 modules. Op deze manier kunnen de modules eenvoudig worden
onderscheiden. Het nummer kan tussen 1 en 100 schommelen. Bij het gebruik van meerdere ECoSDetector modules is het niet
absoluut noodzakelijk om opeenvolgende nummers te gebruiken. Er kunnen ook hiaten blijven.