3.4 Aansluiting van de noodstroomkringen
d
Pas op
Let op de max. toegestane leidinglengte van 300 m per uitgangskring. Wordt deze
aanwijzing niet opgevolgd, dan kan dit tot een uitval van de veiligheidsverlichting
leiden, omdat de communicatie tussen de installatiecomponenten niet meer feilloos
werkt.
d
Pas op
Sluit de armaturen op de noodstroomkringen aan conform de specificaties van de
armatuurfabrikant. Wordt deze aanwijzing niet opgevolgd, dan kan dit een
beschadiging van de installatie en de armaturen ten gevolge hebben.
3.4.1
Aansluiting van de noodstroomkringen in een subdistributie met
stroomkringbewaking
Er kunnen max. 20 noodstroomkringen per subdistributie worden aangesloten. Elke kring is
beveiligd door twee uitgangszekeringen.
1. Schuif de aansluitleidingen door de flensplaat aan de bovenzijde van de schakelkast.
2. Sluit elke noodstroomkring aan op de klemblokken -4X2 en op het PE-klemblok in de
schakelkast van de ONLITE central CPS installatie (zie volgende afbeelding).
14
PE
(geel/groen)
N (blauw)
L (rood)