3.4.2
Aansluiting van de noodstroomkringen in een subdistributie met
individuele bewaking
Er kunnen max. 20 noodstroomkringen per subdistributie worden aangesloten. Elke kring is
beveiligd door twee uitgangszekeringen.
1. Schuif de aansluitleidingen door de flensplaat aan de bovenzijde van de schakelkast.
2. Sluit elke noodstroomkring aan op de klemblokken 5x1 (DALI-klemmen en PE-klemblok)
en -5X2 in de schakelkast van de ONLITE central CPS installatie (zie volgende
afbeelding).
i
Voor de aansluiting van de noodstroomkringen voor een subdistributie met individuele
bewaking is een 5-polige kabel noodzakelijk, omdat bovendien de twee DALI-
leidingen D1 en D2 moeten worden verbonden (om de voeding tot stand te brengen).
DALI-leiding D1 en D2
(bruin/grijs)
15
N (blauw)
L (rood)
PE
(geel/groen)