4
Montage en installatie
Bedrijfsmodus
Stand-by
Verwarmen
Verlagen
Zomer
Automatische regeling 1
Automatische regeling 2
Tab. 4-4
Weerstandswaarden voor de analyse van het EXT-sig-
naal
INFORMATIE
Bij weerstandswaarden van groter dan de waarde voor
„Automatische regeling 2" wordt er met de ingang geen re-
kening gehouden.
INFORMATIE
Door de in de regeling RoCon BF geïntegreerde functie
[HZ-ondersteuning] (zie gebruikshandleiding van de rege-
ling) is het niet noodzakelijk om de EXT-aansluiting met de
aansluiting van het branderblokkeringscontact van het zon-
nesysteem te verbinden.
4.8
Gasleiding aansluiten,
branderinstelling voor gastype
controleren
GEVAAR: ONTPLOFFINGSGEVAAR
Uitstromend gas is levensgevaarlijk en kan schadelijke ge-
volgen hebben voor de gezondheid. Ook een zeer geringe
vonkvorming kan een zware explosie tot gevolg hebben.
▪ Alvorens werkzaamheden aan de gasleidingen uit te
voeren, altijd de hoofdgaskraan van het huis afsluiten.
▪ Ventileer de ruimte goed zodra u gas ruikt. Voorkom
vonk- en vlammenvorming (bijv. door open vuur, elektri-
sche schakelaars of mobiele telefoons).
▪ Uitsluitend door het gas- of energiebedrijf geautoriseer-
de en geschoolde verwarmingsmonteurs mogen werk-
zaamheden uitvoeren aan gasvoerende onderdelen.
De GCU compact is geschikt voor de werking met aardgas E/H,
aardgas LL en vloeibaar gas (propaan).
WAARSCHUWING
Gassen uit regeneratieve bronnen (bijv. biogas) kunnen
stoffen bevatten die corrosie aan de gasklep kunnen ver-
oorzaken en de functie ervan nadelig kunnen beïnvloeden.
▪ De samenstelling van het gas moet aan de eisen aan de
voorwaarden in het gasverdeelnet (lagedrukleidingen)
van de openbare standaard gasvoorziening voldoen.
▪ Gassen uit regeneratieve bronnen (bijv. biogas) mogen
alleen toegepast worden als ze vooraf zodanig gezui-
verd zijn dat ze conform de plaatselijke voorschriften
aan het openbare aardgasnet toegevoegd mogen wor-
den.
4.8.1
Belangrijke aanwijzing voor de
gasaansluiting
Gasaansluiting
▪ De gasaansluiting conform de technische regels voor gasinstalla-
tie en de van toepassing zijnde voorschriften van het land van be-
stemming en van het gasbedrijf naleven.
Installatie- en gebruikshandleiding
36
Weerstand RV
Tolerantie
< 680 Ω
± 5%
1200 Ω
1800 Ω
2700 Ω
4700 Ω
8200 Ω
▪ Bij de installatie dient een thermisch smeltende blokkeerinrichting
(TAE) en een gasstroombewaker (GSW) met DVGW-keurmerk te
worden aangebracht. De TAE moet voldoen aan testcriterium
DVGW-VP 301. De GSW dient geschikt te zijn voor de maximaal
instelbare nominale belasting van het apparaat.
Gassoort
▪ De gasbrander is af fabriek op de gassoort "Aardgas" ingesteld.
▪ Toegestane gas-ingangsdruk (rustdruk) in acht nemen (zie
Tab.
12-9).
4.8.2
Gasleiding aansluiten
INFORMATIE
De standaard-ribbelslang voor de gasaansluiting kan een
drukvermindering van maximaal 5 mbar bewerkstelligen.
Daardoor wordt de functie van de GCU compact niet nade-
lig beïnvloed.
1
De af fabriek gemonteerde ribbelslang (A) (pijpdraad
DIN EN 2999- Rp ½") spanningsvrij op de gasaanvoerleiding
aansluiten.
Afb. 4-41
Gasaansluiting
A
Gasaansluiting - ribbelslang
4.8.3
Bekleding van de verwarmingscel
(de)monteren
1
Borgschroeven van het deksel
bekledingspaneel van de verwarmingscel
wijderen.
2
Deksel en voorste bekledingspaneel van de verwarmingscel ver-
wijderen.
Voer de montage in omgekeerde volgorde uit.
Voorgeschreven draaimoment in acht nemen (zie
Op de vloer geplaatste HR-gasketel met geïntegreerde boiler
(Afb.
4-42, pos. 1) en het voorste
(Afb.
4-42, pos. 2) ver-
Hfst.
12.3).
Gas Combi Unit
008.1543899_02 – 04/2019 – NL